Zandspiering; onbekend maakt onbemind
Zandspiering; onbekend maakt onbemind
Waarschijnlijk hebben maar weinig mensen een zandspiering in het wild gezien. Het zijn kleine, slanke zilverkleurige visjes van maximaal 25 cm lang. Ze schieten snel de bodem in als je ook maar even in de buurt komt. Veruit de grootste kans om ze te zien is wanneer zeevogels, zoals grote sterns of papegaaienduikers met een snavel vol zandspiering terugkeren van een tocht op zee. Zandspiering is niet alleen voor veel zeevogels een hele belangrijke prooi, maar ook voor zeezoogdieren in de Noordzee, zoals bruinvissen, dwergvinvissen en de gewone en grijze zeehond.
Zandspiering; keystone species van de Noordzee
Ondanks zijn onbekendheid, is zandspiering een van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste vissoort van het Noordzee ecosysteem. De commerciële vangst van zandspiering in de Noordzee was de afgelopen twee decennia groter dan de totale vangst van alle andere bodemvissen, zoals bijvoorbeeld schol en tong, maar ook soorten als kabeljauw en wijting. De vangstquota voor zandspiering zijn praktisch geheel in handen van de Denen. Wegens het gebrek aan visserij op deze soort door de Nederlandse vloot is er in ons land weinig onderzoek naar gedaan. Hierdoor is er ondanks het belang van de vis weinig bekend over zandspiering in de Nederlandse wateren.
Zandspiering als voedsel voor grijze en gewone zeehonden.
De meeste commerciële vangsten van zandspiering vinden plaats in de noordelijke Noordzee, bijvoorbeeld in Britse wateren rond de Doggerbank. Tal van zeevogelstudies in Schotland hebben laten zien dat broedsucces van zeevogels direct afhangt van zandspiering. Maar wat is het belang van zandspiering voor het ecosysteem in de meer zuidelijke Noordzee, zoals in Nederlandse wateren? Als we kijken naar de beschikbare data van het dieet van de ‘Nederlandse’ gewone en grijze zeehond, staan platvissen op de eerste plaats. Zandspiering staat daarbij op een goeie tweede plaats. Daarnaast zien we dat gezenderde gewone en grijze zeehonden vaak plekken opzoeken die gekenmerkt worden door grof zand. Dit is het type sediment waarin zandspieringen zich het liefst ingraven.
Bemonstering van vis in en op de bodem
Zandspiering wordt maar weinig gevangen bij reguliere boomkor-surveys, zoals de Demersal Fish Survey (DFS) dat ieder jaar in september plaatsvindt in de Waddenzee en kustzone. Deze lage vangst kan enerzijds verklaard worden door de vorm van zandspiering (slanke vorm), maar daarnaast maakt zandspiering het de visbiologen vooral erg moeilijk door zich zowel in de waterkolom (overdag, gedurende de zomer) als in de bodem (’s nachts gedurende de zomer, en ’s winters) op te houden. Gedurende de winter overwinteren ze in de bodem en zijn het als het ware kaarsjes die langzaam opbranden wachtend op het volgende productieve voorjaar.
In tegenstelling tot het visonderzoek, wordt bij de bemonstering van schelpdieren en wormen vaak een bodemschaaf ingezet die alles vangt wat zowel in als op de bodem leeft. Zo schaaft de NIOZ tripleD een plakkaat van 20cm van de bodem af. Als ‘bijvangst’ worden ook regelmatig vissen gevangen. Aangezien het bemonsterde oppervlakte relatief klein is (20cm x 100 m = 20m2), zijn dit vooral de veelvoorkomende kleinere vissen zoals grondels, dwergtong, schar, en ook zandspiering. Wat de schaaf zo bijzonder maakt, is dat hij een redelijke diepgang heeft (20cm) en dat een meetwiel de precieze beviste afstand meet. Daardoor is het mogelijk om absolute dichtheden te berekenen. Deze informatie is belangrijk om te kunnen berekenen hoeveel voedsel er is voor de grotere roofdieren in de Noordzee.
Doel van de Pelagia cruise:
Tijdens de Pelagia cruise van 22-28 oktober worden allereerst de bodemgemeenschappen (o.a. weekdieren en wormen) in kaart gebracht rond in het gebied ‘het Friese Front’. Deze bemonstering wordt gedaan met de tripleD onder leiding van Rob Witbaard. Vervolgens worden in de laatste 3 dagen bodemgemeenschappen bemonsterd in een gebied wat gebruikt wordt door gezenderde gewone en grijze zeehonden (Figuur 3). Dit gebied wordt gekenmerkt door grof zand, het leefgebied van zandspiering. Hier werd in het verleden ook gevist op zandspiering door de Deense vloot (zie kaart: visserij-inspanning onderaan)
Maar klopt het dat het gebied gebruikt door zeehonden inderdaad ook veel zandspiering bevat? En welke soort is het: de Noorse zandspiering (Ammodytes marinus, Raitt's sandeel), de gewone zandspiering (Ammodytes tobianus, small sandeel), of de grotere smelt (Hyperoplus lanceolatus, Great sandeel)? Of wordt het gebied juist gekenmerkt door bepaalde grootte classes of conditie, bijvoorbeeld individuen met een hoge energetische waarde? Of misschien komen er bepaalde andere soorten vissen voor. Het kan ook zijn dat niet zozeer de dichtheid zandspiering bepalend is, maar juist het type habitat wat bepalend is voor de vangbaarheid van zandspiering voor zeehonden. Kortom een spannende uitdaging om eens een kijkje te nemen op de plekken waar de zeehonden ons zijn voor geweest.
Naast de bemonstering door de schaaf, zullen we ook van sommige gebieden heel nauwkeurig de bodem in kaart brengen door middel van de side-scan sonar van de Pelagia. Een van die plekken is een pijpleiding die intensief gebruikt is door een gezenderde zeehond . Gaat het de zeehond alleen om de pijpleiding, of is er meer aan de hand? Harde structuren zoals windmolens, stenen en pijpleidingen, kunnen turbulentie veroorzaken en daarmee verandering in de bodem structuur en sediment samenstelling teweegbrengen. Wellicht is het dat wat zeehonden aantrekt.
Belang van het onderzoek: Estafette op de blauwe route.
Het onderzoek op de Pelagia is allereest gedreven door interesse. Het onderzoek kent echter ook een groter maatschappelijk doel. Om de groeiende wereldbevolking te voorzien van voedsel en energie zal in toenemende mate gebruik worden gemaakt van de ruimte en productiviteit van de zee. Het Noordzee ecosysteem wordt aangejaagd door planktonproductie, waarbij een belangrijke schakel in de voedselketen wordt gevormd door kleine pelagische plankton-etende vis, zoals zandspiering, het stapelvoedsel voor visetende vissen, zeevogels en zeezoogdieren. Alhoewel deze soortengroep in visbiomassa de dienst uitmaakt, hebben we in Nederland geen onderzoekshistorie naar deze component van het voedselweb. In ons onderzoek wordt de potentie van deze voedselbron in kaart gebracht en bepaald hoe menselijk gebruik in zee kan toenemen, rekening houdend met natuurlijke predatoren.