Deployment of Royal IHC’s Apollo II pre-prototype nodule collector vehicle from the aft of RV Sarmiento de Gamboa during the 2018 field test in Málaga Bight. Photo courtesy: Alberto Serrano.
Currently, the international community is still discussing the possibilities and conditions for mining valuable metals from the bottom of the deep sea. This so-called deep-sea mining may take place at depths where very little is known about underwater life. Among other things, the silt at the bottom of the deep sea, which will be stirred up when extracting manganese nodules, for example, is a major concern. Since life in the deep sea is largely unknown, clouding the water will definitely create completely unknown effects.
 
Variety of instruments

For her research, Haalboom conducted experiments with different instruments to measure the amount and also the size of suspended particles in the water. At the bottom of the Clarion Clipperton Zone, a vast area in the depths of the Pacific Ocean, Haalboom performed measurements with those instruments before and after a grid with 500 kilograms of steel chains had been dragged across the bottom.

Still murky for a long time

"The first thing that strikes you when you take measurements in that area, is how unimaginably clear the water naturally is," Haalboom says. "After we dragged the chains back and forth over a 500-meter stretch, the vast majority of the stirred-up material settled within just a few hundred meters. Yet, we also saw that a small portion of the stirred-up bottom material was still visible up to hundreds of meters from the test site and meters above the bottom. The water was a lot murkier than normal at long distances from the test site."

In a follow-up study, in which PhD candidate Haalboom was not involved, the ‘dust clouds’ were visible even up to five kilometers away from the test site.

Scarce food in clear water

International companies that are competing for concessions to extract the scarce metals from the deep-sea floor, are seizing on the results of these initial trials as an indication of the low impact of deep-sea mining on bottom life. Yet, that is not justifiable, says the co-promoter of Haalboom's research, NIOZ oceanographer Henko de Stigter. "Sure, based on this PhD research and also based on follow-up research, we know that the vast majority of the dust settles quickly. But when you take in consideration how clear these waters normally are, and that deep-sea life depends on the very scarce food in the water, that last little bit could have a big impact."

Too early to decide

Both Haalboom and De Stigter urge more research before firm statements can be made about the impact of deep-sea mining. "It is really too soon to say at this point how harmful or how harmless that last bit of dust is that can be spread over such great distances", De Stigter emphasizes.


Laatste stof daalt langzaam neer op bodem van de diepzee

‘Stofwolken’ op de bodem van de diepzee, die zullen ontstaan bij diepzeemijnbouw, dalen voor het grootste deel al snel weer neer. Dat suggereert promotieonderzoek van NIOZ marien geoloog Sabine Haalboom, op de bodem van de Stille Oceaan. Toch blijft een klein deel van het opgewoelde bodemmateriaal nog tot op grote afstand zichtbaar in het water. “Dat water is van nature kraakhelder, dus diepzeemmijnbouw zou wel degelijk een grote impact kunnen hebben op het diepzeeleven”, stelt Haalboom in haar proefschrift dat ze verdedigt op 31 mei aan de Universiteit Utrecht.

Sensor frame deployed among the polymetallic nodules in the Clarion-Clipperton Zone in the NE equatorial Pacific Ocean. The top sensor is a turbidity sensor recording suspended particulate matter loads and the bottom vertically mounted sensor is an ADCP (Acoustic Doppler Current Profiler) used for recording current speed and direction, as well as vertical profiles of turbidity. Photo taken by ROV KIEL 6000 (GEOMAR, Kiel).
Onbekend leven tussen de mangaanknollen

Op dit moment wordt door de internationale gemeenschap nog volop gediscussieerd over de mogelijkheden en de voorwaarden waaronder waardevolle metalen van de bodem van de diepzee gewonnen zouden kunnen worden. Die zogeheten diepzeemijnbouw vindt plaats op diepten waar het onderwaterleven nog nauwelijks bekend is. Onder andere het slib op de bodem van de diepzee, dat bij het winnen van bijvoorbeeld mangaanknollen zal worden opgewerveld, is een daarbij een punt van zorg. Als het leven in de diepzee al grotendeels onbekend is, zal een vertroebeling van het water helemaal onbekende effecten teweeg kunnen brengen.

Verschillende meetinstrumenten

Voor haar promotieonderzoek deed Haalboom experimenten met verschillende instrumenten om de hoeveelheid en ook de grootte van zwevende deeltjes in het water te meten. Op de bodem van de Clarion Clipperton Zone, een uitgestrekt gebied in de diepten van de Stille Oceaan, deed Haalboom metingen met die instrumenten, voor en na daar een net met 500 kilo aan stalen kettingen over de bodem was gesleept.

Nog lang troebel water

“Het eerste dat opvalt als je in dat gebied metingen doet is hoe onvoorstelbaar helder het water van nature is”, zegt Haalboom. “Nadat we de kettingen over een stukje van 500 meter heen en weer hadden gesleept, daalde het overgrote deel van het opgewoelde materiaal al binnen een paar honderd meter weer neer. Toch zagen we ook dat een klein deel van het opgewoelde bodemmateriaal tot op honderden meters van de testplek en op meters boven de bodem nog zichtbaar was. Het water was op grote afstand van de testlocatie een stuk troebeler dan normaal.”

In een vervolgonderzoek, waar promovenda Haalboom niet bij betrokken was, waren de ‘stofwolken’ zelfs tot op vijf kilometer afstand van de testplek zichtbaar.

Schaars voedsel in helder water

De internationale bedrijven die azen op concessies om de schaarse metalen van de diepzeebodem te mogen winnen, grijpen de resultaten van deze eerste proeven aan als aanwijzing voor de geringe impact van diepzeemijnbouw op het bodemleven. Toch is dat niet terecht, zegt de copromotor van het onderzoek van Haalboom, NIOZ-oceanograaf Henko de Stigter. “Zeker, op basis van dit promotieonderzoek en ook op basis van vervolgonderzoek, weten we dat het overgrote deel van het stof snel neerdaalt. Maar als je weet dat het water van nature heel helder is en dat het diepzeeleven afhankelijk is van het heel schaarse voedsel in het water, dan zou dat laatste beetje wel eens een grote impact kunnen hebben.”

Te vroeg voor besluiten

Zowel Haalboom als De Stigter dringen aan op meer onderzoek, voor er harde uitspraken kunnen worden gedaan over de impact van diepzeemijnbouw. “Het is echt nog te vroeg om nu al te zeggen hoe schadelijk of hoe onschadelijk dat laatste beetje slib is dat over zulke grote afstanden kan worden verspreid”, benadrukt De Stigter.