- for Dutch, scroll down -

Pacific shellfish

The Asian clam (Potamocorbula amurensis, Schrenck, 1861) is native to the warmer north-west Pacific biogeographical region. It lives in the waters near Siberia, China, Korea and Japan. It was first introduced to the European continent in 2018 in the Beneden-Zeeschelde and Western Schelde. Since then, it has slowly spread and has been found in Gironde Estuary in France as well.


Intertidal sampling program

During SIBES-field work in the summer of ’24, the Asian clam was found in three different locations close to the Frisian coast (see Figure 1). SIBES is a Wadden Sea-wide, intertidal sampling program in the Dutch Wadden Sea. It has been monitoring the sediment composition and benthic life for the past 17 years now. This means that every field season, between June and October, a research team of 8-12 people collect samples on roughly 4,500 locations. All benthic species and sediment properties are then analyzed in the lab at NIOZ.

Locations where the Asian clam was found.

A tooth and an overbite

The Asian clam is a rounded-triangular shaped, thin-shelled, bivalve. It may reach up to 25 mm in size. Its distinctive feature is that the right valve is slightly larger than the left, causing a noticeable ‘overbite’: an overlap at the margin, setting it apart from other similar clam species (see Figure 2). Furthermore, the right valve has a narrow tooth near the hinge, while the left valve has a long, corresponding socket, the so-called chondrophore (see Figure 3).

Potamorcobula amurensis (16.92 mm), left photo: left valve, slightly smaller than the right valve. right photo: right valve, Photo: NIOZ. left photo: left valve with chondrophore, right photo:hinge of the right valve, Photo: NIOZ

Potential spreading

Most invasive species in the Wadden Sea have been introduced through fouling of ship hulls, or through natural dispersal. Also, ballast water transport is a known introduction mechanism for bivalves worldwide. Neither route can be ruled out in case of the introduction Asian clam in the Wadden Sea.

Although only three individuals have been found so far, it is expected that more will be identified, as samples from 2024 continue to be processed. The species has a very high spreading potential and is known to be potentially highly invasive. The first invasive introduction of this species was in the San Francisco Estuary. After being introduced in 1986, the Asian clam became the dominant clam species within just two years, significantly altering the benthic community structure and food web dynamics. Also, in the Gironde Estuary, the species reached densities of over 14.000 individuals per square meter in just one year.

It is still uncertain whether and how the species will spread in the Wadden Sea and at what speed. “But spreading is highly likely”, says Brunner. “The clam is tolerant to a wide range of salinities and various substrate types, both intertidal and subtidal. Also, it is known for its short lifespan and high fecundity. It can spawn even at a size of just 3 to 4 mm. Given this, it seems likely that the individuals that were found during SIBES (2 mm, 9.5 mm, and 17 mm) have already spawned and contributed to the species’ spread.

Food or peril

If the Asian clam manages to establish in the Wadden Sea, it may have severe impact on the ecosystem. One of the potential risks is that it will compete with native species, such as the common cockle, which has more specific requirements for both adult and larval stage.
It could have significant ecological impacts in other parts of the food web as well. In the San Francisco Estuary, for example, its introduction led to a drastic decline in zooplankton communities, affecting food availability for other native bivalve species.

On the other hand, in China, clams of the same genus such as Potacorbula laevis are known to be a great food resource for red knots, due to the high flesh-to-shell mass ratio. This suggests that Asian clam could also become a great source of food, influencing bottom-up processes in the ecosystem.

With the long-term impact of the Asian clam in the Wadden Sea still uncertain, this discovery highlights importance of long-term monitoring in programs like SIBES. NIOZ will continue to monitor the spread of the Asian clam and assess its ecological consequences for the UNESCO world heritage site Wadden Sea.


Aziatische schelp vindt zijn weg naar de Waddenzee

‘T HORNTJE, 19 MAART 2025 – De Aziatische brakwatercorbula heeft de Nederlandse Waddenzee bereikt. Dat blijkt uit veldonderzoek van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), tijdens het jaarlijkse onderzoeksprogramma ‘SIBES’ (de Synoptic Intertidal Benthic Survey). Op andere plaatsen in de wereld is al gebleken dat de brakwatercorbula potentieel zeer invasief kan zijn in een nieuwe omgeving. “Het moet nog blijken of deze schelp ook in Nederland invasief zal worden. Het zou ook best een goede voedselbron kunnen worden voor wadvogels zoals de kanoet”, zegt Livia Brunner van het NIOZ.

Stille Oceaan

De brakwatercorbula (Potamocorbula amurensis, Schrenck, 1861) komt van nature voor in het warmere noordwesten van de Stille Oceaan. Het dier leeft in de wateren nabij Siberië, China, Korea en Japan. De schelp werd voor het eerst geïntroduceerd rond Europa in 2018, in de Beneden-Zeeschelde en Westerschelde. Sindsdien heeft het dier zich langzaam verspreid en leeft het nu ook in de monding van de Gironde in Frankrijk.

Monsterprogramma op droogvallend wad

Tijdens het SIBES-veldonderzoek in de zomer van 2024 werd de brakwatercorbula op drie verschillende plekken bij de Friese kust gevonden (zie Figuur 1). SIBES is een Waddenzee-breed monsterprogramma in de Nederlandse Waddenzee. Het monitort de sedimentstructuur en het bodemleven op iedere 500 meter van het droogvallende wad; en dat al 17 jaar lang. Dit betekent dat elk veldseizoen, tussen juni en oktober, een onderzoeksteam van ongeveer twaalf mensen monsters verzamelt op ongeveer 4.500 locaties. Alle bodemdieren en sedimenteigenschappen worden vervolgens in het laboratorium van het NIOZ geanalyseerd.

Locaties waar de brakwatercorbula werd gevonden.

Tand en overbeet

De brakwatercorbula is een afgerond, driehoekig, dun schelpdier. Hij kan een grootte bereiken van 25 mm. Het valt op dat het rechter schelpje iets groter is dan het linker, waardoor een ‘overbeet’ ontstaat: een overlap aan de rand, die hem duidelijk onderscheidt van andere soortgelijke schelpen (zie Figuur 2). Daarnaast heeft het rechter schelpje een smalle tand nabij de scharnier, terwijl het linker schelpje een lange, bijpassende ‘sokkel’ heeft waar die tand in valt, de zogenaamde chondrophore (zie Figuur 3).

Potamocorbula amurensis (16,92 mm), linker foto: linker schelp, iets kleiner dan de rechter schelp. rechter foto: rechter schelp, Foto: NIOZ. linker foto: linker schelp met chondrophore, rechter foto: scharnier van de rechter schelp, Foto: NIOZ

Potentieel verspreidingsgebied

De meeste invasieve soorten in de Waddenzee zijn geïntroduceerd via de aangroei op scheepsrompen of door natuurlijke verspreiding. Ook ballastwatertransport is een bekende route voor introductie van schelpdieren op nieuwe plekken. Geen van deze routes kan worden uitgesloten bij de introductie van de brakwatercorbula in de Waddenzee.

Hoewel tot nu toe slechts drie individuen zijn gevonden, verwachten de SIBES-onderzoekers dat er meer zullen volgen. Er worden immers nog steeds monsters uit 2024 verwerkt.
De brakwatercorbula heeft een zeer hoog ‘verspreidingspotentieel’ en staat bekend als mogelijk zeer invasief. De eerste invasieve introductie van deze soort vond plaats in de buurt van San Francisco. Na die introductie, in 1986, werd de brakwatercorbula binnen twee jaar daar de dominante scheldiersoort. De bodemgemeenschap en het hele voedselweb zijn daardoor flink op de kop gezet. Ook in de monding van de Gironde bereikte de soort binnen één jaar dichtheden van meer dan 14.000 individuen per vierkante meter.

Het is nog onzeker of en hoe de soort zich zal verspreiden in de Waddenzee en met welke snelheid. “Maar verspreiding is wel heel waarschijnlijk”, zegt Brunner. “De brakwatercorbula is tolerant voor veel verschillende zoutgehaltes en verschillende substraattypes, zowel in de droogvallende delen als in de lager gelegen delen van de Waddenzee. De brakwatercorbula is ook bekend om zijn korte levensduur en hoge vruchtbaarheid. Het dier kan zich zelfs bij een grootte van 3 tot 4 mm al voortplanten. Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat de individuen die tijdens SIBES werden gevonden (2 mm, 9,5 mm en 17 mm) zich al hebben voortgeplant en hebben bijgedragen aan de verspreiding van de soort.”

Voedsel of gevaar

Als de brakwatercorbula zich weet te vestigen in de Waddenzee, kan dit ver strekkende gevolgen hebben voor het ecosysteem. Een van de potentiële risico’s is dat hij zal concurreren met inheemse soorten, zoals de gewone kokkel, die veel kieskeuriger is. De brakwatercorbula zou ook aanzienlijke impact kunnen hebben op andere delen van het voedselweb. In de regio San Francisco leidde de komst van deze soort bijvoorbeeld tot een drastische afname van de hoeveelheid zoöplankton, wat ook weer gevolgen had voor de voedselbeschikbaarheid voor andere inheemse schelpdiersoorten.

Aan de andere kant zijn in China schelpdieren van dezelfde familie, zoals Potamocorbula laevis, bekend als een geweldige voedselbron voor kanoeten, vanwege de gunstige verhouding vlees-schelp. Dat betekent dat de brakwatercorbula ook een belangrijke voedselbron voor vogels kan worden.

Met de onzekerheid over de langetermijneffecten van de brakwatercorbula in de Waddenzee, laat deze ontdekking zien dat het belangrijk is om langdurig onderzoek te doen in programma’s zoals SIBES. NIOZ zal de verspreiding van de brakwatercorbula dan ook blijven volgen en de ecologische gevolgen voor het UNESCO-werelderfgoed Waddenzee goed in de gaten houden.