28 juli 2022
Ik zit voorop de rubberboot wanneer het huisje van Griend in zicht komt. We zitten zo volgeladen dat ik mijn collega’s niet kan zien vanachter de grote bult spullen. Met de wind in mijn gezicht zie ik duizenden vogels aan komen vliegen als sierlijke wolken die in en uit elkaar bewegen. Ik hang met m’n bovenlichaam buitenboord als ik een blik wil opvangen van mijn studente Janna. Ik zie haar vol verwondering kijken en hoop dat ze net zo verwonderd zal blijven van Griend als ik dat ben
Vanochtend vroeg zijn we vertrokken met de Stern onder leiding van Wim-Jan die ons veilig vanaf Texel naar Griend heeft gebracht. Samen met Allert Bijleveld, Luc de Monte, en Anne Dekinga, die een dag later aansluit vanaf zijn eigen schip de canutus, is het juli-vangteam van Griend weer compleet. Texel zie ik voorlopig niet meer terug. Mijn uitzicht zal de komende 11 weken voornamelijk bestaan uit duinvegetatie, 1 boom, zeilschepen aan de horizon, enorme oppervlaktes aan wad, en duizenden en duizenden vogels.
Dat laatste is natuurlijk waarvoor ik al deze weken hier op Griend ga spenderen, en waarvoor we met het hele vangteam hier zijn. Een week lang zullen we vogels proberen te vangen om ze kleine zendertjes te geven. Hiermee kunnen we allerlei informatie vergaren over hun leefgebied, hun gedrag, maar ook bijvoorbeeld over verstoringen. Een seizoen waar ik de afgelopen twee jaar naar het uitgekeken: het eerste veldwerkseizoen van mijn PhD (promoveeronderzoek) met als focus de bonte strandloper.
Een prachtig klein vogeltje die in de zomer een bruin-achtig verenkleed heeft, met een grote zwarte vlek op zijn buik en borst. Met hun lange snavel die ietwat gekromd is aan het einde kunnen zij diep in de bodem pikken, op zoek naar van alles en nog wat. Een ietwat vage gedragsbeschrijving, maar dat is nu juist waarvoor ik hier ben. Wat eten deze vogeltjes nou eigenlijk hier op het wad? Dit is de eerste stap die ik moet zetten als ik voorspellingen wil doen over hoe hun toekomst eruit zal zien wanneer de zeespiegel blijft stijgen zoals nu is voorspeld.
Om te weten wat er in de toekomst zal gebeuren, moet ik eerst begrijpen wat nu belangrijk voor ze is. Wat eten ze en welke gebieden gebruiken zij het meest in de Waddenzee? Als we dit weten, kunnen we gaan onderzoeken wat er met hun prooidieren gebeurd in de toekomst en met hun leefgebied. Ik zal jullie deze zomer meenemen met mijn gedachtes tijdens mijn verblijf op Griend en in mijn onderzoek naar de bonte strandloper.
29 juli 2022
Alles draait deze zomer om poep voor mij. De bonte strandlopers gaan razendsnel met hun snavels door het zand tijdens het foerageren (zoeken naar eten). Het is vrijwel onmogelijk om te zien wat er bij hen naar binnen gaat. Dus in plaats van te kijken wat er naar binnen gaat, ga ik dan maar proberen of ik kan uitzoeken wat er weer uit ze komt: poepjes. Volgens een studie in Canada poepen bonte strandlopers ongeveer eens in de 1.5 à 2 minuten. Hele dagen zullen Janna en ik ons storten op het verzamelen van de poepjes en bonte strandlopers te observeren. Later hier meer over.
Deze week zijn vogels vangen en zenderen de prioriteit. Overdag bouwen we netten op: 2 lange rijen van palen en netten op het wad, met de hoop dat er ’s nachts wat vogels in zullen vliegen. Wanneer het dan donker wordt rond 11 uur/half 12 is het zover. We verplaatsen ons in het pikkendonker door de duinen naar de netten om te controleren of er iets in hangt. De vogels die tegen het net aan vliegen vallen in een soort zakjes van net, waardoor ze er niet meer uit kunnen.
De eerste ronde langs de netten levert niet veel op.. wat drieteenstrandlopers (die grappige kleine vogeltjes die vaak de waterlijn op het strand volgen) en meeuwen: soorten waar we geen onderzoek naar doen en dus direct vrij worden gelaten. Onder de sterrenhemel verborgen in de rand van de duinen wachten we geduldig nog een ronde af. De warme zomerwind voelt als een zachte deken over mijn gezicht. Achter me ritselt het duingras in de wind. Het is ondertussen 2 uur ’s nachts en ik heb moeite met mijn ogen open te houden. De stilte wordt verbroken door Anne die met zijn Friese tongval zegt: “Nou zullen we dan maar weer”. Alsof het onze alledaagse routine is en we niet stiekem waren ingedut, springen we op en lopen richting de netten.
We zijn ontzettend blij met de vangst ondanks dat het zeker geen grote is: 2 rosse grutto’s, 5 tureluurs en 4 bonte strandlopers. De eerste bonte strandlopers van het jaar, de eerste bonte strandlopers die gezenderd zullen worden door het NIOZ, en de eerste in de wereld die met zulke nauwkeurige zenders gevolgd zullen worden! Ze worden in aparte vakjes geplaatst in een krat met een stukje filtreerpapier eronder om hun poep te verzamelen. In de schotten zitten horizontale openingen zodat ze elkaar kunnen zien. Ik hoop dat ze dit wat geruststelt. Na de laatste ronde verdwijnen we ’s nachts terug de duinen in naar het huisje, met allen een krat met vogeltjes in onze handen.
Luc is onze ringer en voorzichtig pakt hij de vogels uit de kratten om ze op te meten, kleurringetjes te geven, en een metalen ringetje. Zo kunnen we de vogels weer in het veld herkennen en kunnen mensen ze rapporteren aan ons als ze ergens anders gezien zijn. Nadat de maten van hun o.a. hun snavels, poten, en vleugels zijn genoteerd krijgen ze een zendertje. Aan Allert en mij de eer om de allereerste bonte strandloper zenders op te plakken. Ze zijn speciaal ontworpen en gemaakt op het NIOZ door Frank van Maarsseveen, Bas Denissen, Remko de Haan en hun collega’s. Ze wegen maar iets meer dan 1 gram en zullen 5 weken lang iedere 8 seconde een signaal uitzenden waaraan wij de locatie van de vogel kunnen bepalen. Bijzonder! Allert was nauw betrokken bij het proces en ook ik mocht vaak langskomen om de vooruitgang te zien van de zender. Ik ben benieuwd wat voor prachtige data dit oplevert!
De bonte strandlopers liggen stuk voor stuk rustig in mijn hand wanneer Allert hen uitrust met een zendertje. De zon komt langzaam op en schijnt een roze gloed aan de horizon. Ook voor de visdieven begint de dag weer en ze beginnen weer hoog in de lucht te krijsen naar ons. Ze zijn niet erg blij met onze komst en dat is te merken: iedere keer dat je naar buiten loopt moet je een agressief duikende visdief ontwijken. Maar dat mag de pret niet drukken, want het is zo ver: de allereerste bontjes kunnen vrijgelaten worden. Het is ondertussen helemaal licht geworden en om half 6 ’s ochtends haal ik ze 1 voor 1 uit hun kratje op het strand. Met hun korte stelterige pootjes rennen ze gauw ontzettend snel weg. Weg van die gekke biologen en terug naar hun wereld op het wad. Tot gauw kleine bontjes!
30-31 juli 2022
Na een goede nachtrust kijk ik meteen op de WATLAS website (www.nioz.nl/watlas) waar ik de vogels live kan volgen. Ze zitten prachtig verspreid rondom Griend. Ik ben zo benieuwd waar ze precies uithangen en wat ze nou de hele dag doen. Wanneer het laagwater is gaan Janna, Anne, en Luc een extra net op het wad zetten om onze vangkans te verhogen. Allert en ik gaan samen op zoek naar de eerste gezenderde bonte strandlopers.
Het wad is zo’n bijzondere en dynamische plek. Met hoogwater verzamelen tienduizenden vogels zich rond het eiland en met laagwater verspreiden ze zich allemaal waardoor je soms amper een vogel om je heen ziet. De bodem lijkt soms kaal, een bruine vlakte met af en toe wat wieren of algen, maar wanneer je hurkt en de tijd neemt om te kijken, zie je opeens hoeveel leven er in en op de bodem zit. Kleine wormpjes die zich over het wad bewegen, garnaaltjes die hier en daar weg schieten, tientallen kleine schelpdieren wanneer je even met je vinger in je bodem graaft. Overal is leven. Leven zo klein maar onmisbaar in een ecosysteem, leven dat het leven van grotere organismes, zoals de vogels mogelijk maken. We nemen de tijd om dit allemaal te bekijken, maar we hebben ook een missie: de eerste gezenderde bonte strandloper vinden! We turen samen door onze scopes naar een groep bontjes en Allert is de eerste die de gekleurringde pootjes heeft gespot. “Ja!!! Ik heb ‘m” roept Allert naar me. Links een gele vlag boven het gewricht, onder een gele en een rode ring. Rechts een metalen ring boven het gewricht en onder een groene en een zwarte. Zender nummer 2950. Een prachtig beestje die druk aan het foerageren is. Erg normaal gedrag voor een vogel en dat bevestigen Allert en ik naar elkaar. We wisten eigenlijk wel dat de vogels heel weinig tot geen last zouden hebben van de zenders, maar om het dan met je eigen ogen te zien dat ze hetzelfde gedrag vertonen als de tientallen soortgenoten om hen heen, is toch fijn.
We speculeren over wat ze nou zouden eten daar op dat plekje op het wad. Waarom hebben ze die vierkante meters uitgezocht en niet 20 meter verderop? Is het toeval of hebben ze dit stukje wad bewust geselecteerd? Zou er een leider zijn die bepaald voor de rest: “Hier is het te doen, dit wordt onze etensplek van vandaag” of ondergaan ze allen hun eigen zoektocht op zoek naar voedsel? Voldaan maar vol vragen lopen we terug richting het eiland. We lopen door het hoge duingras en overal vliegen graspiepers op. Allert’s rug is bedekt met dazen. “Wordt je eigenlijk gestoken daar?” roep ik naar voren. “Hm, volgens mij niet veel” roept Allert terug. Bijzonder, denk ik hardop, want er zitten er wel 20 op je rug. Allert klopt wild z’n shirt af en roept: “Met die informatie mag je voortaan je vraag wel beginnen!!!”. Ik grinnik en met de ondergaande zon in mijn gezicht geniet ik van de natuur op Griend (minus de dazen). Wat zal deze vangnacht ons weer brengen?
1 augustus 2022
Ons ritme is anders dan dat van de gewone mens en zelfs van mensen die nachtdiensten draaien alhoewel het daar wel het meest op lijkt. Overdag werken we e-mails weg, verplaatsen we netten, analyseren we wat data, en ’s nachts proberen we vogels te vangen. Om half 11 ’s avonds wordt de curry door Allert geserveerd en een uur later is het weer tijd om te vangen. Janna is vanochtend vertrokken voor een korte stop op het vasteland. Anne’s dochter van 16, Hinke, komt ons team versterken ’s avonds. Anne en Hinke controleren de netten aan de zuidkant van Griend en Luc, Allert, en ik aan de noordkant. Dubbel zoveel kansen om wat te vangen. Maar het vangen wil niet echt. Nul kanoeten en een schamele vangst aan bontjes tot nu toe. Het lijkt stil op het wad. We horen wat wulpen en zilverplevieren in de verte. Mijn oom, Stephan, heeft me een nachtkijker uitgeleend en tot nu toe was er niet veel spectaculairs te zien.
Maar wanneer ik vanuit de duintjes onze netten probeer te bekijken zie ik plots honderden oogjes oplichten. Het wad zit vol vogels. We horen ze niet, maar ze liggen zeker niet te slapen. Er wordt heen en weer gefoerageerd en gevlogen. Een groep bontjes komt aanvliegen en vol hoop wacht ik af. Ze landen vlak voor de netten en lopen er recht onderdoor. Om de beurt geven Luc, Allert, en ik de nachtkijker aan elkaar door om de wadvogels in het donker te bespioneren. Wat een spektakel! Na een aantal keer de netten te hebben gecontroleerd, trekt de wind aan en wordt het tijd om ze te sluiten. 9 bontjes, een krombekstrandloper, 4 scholeksters en een steenloper! We mogen niet klagen. Althans, ik niet. Allert, Anne, en Luc wilden liever kanoeten, dus zij wel.
Terug in het huisje gaan Allert en Anne aan de slag met de scholeksters en Luc en ik met de bontjes. Luc gaat erg delicaat om met de vogels en ze liggen rustig in zijn hand. Op het NIOZ is Luc ook verantwoordelijk voor de vogels die tijdelijk in gevangenschap zitten, sommigen omdat ze ziek zijn, en anderen voor experimenten om zo de wilde populaties beter te begrijpen. De “experimenten” zijn altijd gedragsexperimenten en de vogels gaan ook altijd weer vrij. Luc heeft me een paar keer meegenomen naar de verblijven en hij is erg begaan met de vogels. Zieke vogels houdt hij nauwlettend in de gaten en ook vorig jaar toen we een gewonde vogel in het veld vingen werd er gezegd: “Die nemen we wel mee naar Luc, hij weet er wel raad mee”. Binnen een paar weken was het vogeltje weer gezond en vogelvrij. Ook hier in ons huisje is hij voorzichtig met de fragiele wezentjes en af en toe sust hij zachtjes tegen ze om ze wat gerust te stellen. Wanneer hij klaar is met de metingen, mag ik een klein beetje bloed afnemen. Het zijn slechts een paar druppeltjes. In het bloed van de vogels zitten stabiele isotopen waardes van koolstof en stikstof die worden bepaald door hun dieet. Hun voedsel geeft een bepaald signaal af, afhankelijk van de trofische laag waartoe zij behoren. Zo hebben schelpdieren een ander signaal, dan garnalen, of plankton. Samen met het DNA wat ik uit de poepjes zal halen, kan ik hopelijk hiermee hun dieet bepalen. Aan de hand van hun dieet kan ik weer meer te weten komen over geschikte voedselplekken in de Waddenzee. Hopelijk kunnen we dan o.a. door die paar druppeltjes bloed van verschillende individuen, meer begrijpen over de hele populatie.
2 augustus 2022
Onze laatste volledige dag met het vangteam is aangebroken. De bontjes van de vorige nacht maken het goed op het wad, vermoed ik aan de hand van hun zenderdata. In totaal hebben we deze week 17 bontjes gezenderd. Ik ben tevreden. Het is nu aan Janna en mij, om die de komende weken stuk voor stuk op te gaan zoeken op het wad, ze te filmen, en hun poep te verzamelen. Allert en ik gaan weer het wad op om de bontjes een bezoek te brengen. We kunnen nu niet alleen de vogels volgen via www.nioz.nl/watlas maar ook ik draag een zender! Ik ben “the human observer” op de live-kaart. Zo kan ik zien waar ik sta ten opzichte van de gezenderde vogels, om ze makkelijker te vinden in het veld. En zo kunnen jullie mij ook live volgen als je je afvraagt waar ik toch uit hang!
Ik vind het prachtig om met Allert het wad op te gaan. Hij heeft tijdens zijn promoveeronderzoek ook maanden aan 1 stuk op Griend gezeten en weet ontzettend veel over het hele systeem. Ik ben me maar al te bewust van hoe waardevol het is om op Griend te zitten samen met wetenschappers die hier al jaren werken. We wachten tot een groep bontjes vertrekt, zodat we kunnen kijken wat er op die plaats in de bodem zit. Ondertussen introduceert Allert de “kokkelrace” aan mij. Dat gaat als volgt: je kiest ieder een kokkel en hoopt dat “jouw” kokkel zich eerder ingraaft dan die van de ander. Terwijl we wachten op zowel de kokkels als de bontjes, is hij kritisch op mijn onderzoeksmethodes en samen denken we na over we over hoe we bepaalde dingen kunnen onderzoeken. Na een productieve discussie sta ik nog te peinzen over mijn onderzoek, als Allert mijn aandacht wijst op de kokkels. De door hem gekozen kokkel is amper meer zichtbaar, terwijl de mijne nog op precies dezelfde plek ligt. De winnaar is duidelijk.
De voorspelde wind is te hard om de laatste nacht te vangen op het wad. Wel gaan we proberen om nog wat wulpen te vangen op de kwelder van Griend. Met de ondergaande zon zetten we hoge rijen netten op in het gras en wachten dan rustig af in het huisje tot het donker wordt. Wulpen zijn ontzettend schrik-achtig en we weten dat we maar 1 kans hebben. Met de nachtkijker observeer ik het gedrag van de wulpen terwijl Allert, Luc, Anne, en Hinke de netten controleren. 1 wulp! De wulp wordt direct gemeten, gezenderd, en weer vrijgelaten. De rust kan wederkeren in de wulpengroep en voor het vangteam betekent dit voorlopig de laatste vangnacht op Griend.
3 augustus 2022
Om 12 uur zou Wim-Jan met zijn gloednieuwe Adriaen Coenen het vangteam ophalen en Janna weer terugbrengen naar Griend. Daarvoor moesten de netten afgebroken worden. Ik klets wat af met Hinke over haar leven op de canutus en haar vorige vogel-vang-ervaringen. Dat is natuurlijk wel bijzonder, als je vader dit beroep heeft, en jij als 16-jarige af en toe eens mee mag. Als de netten dan zijn afgebroken lopen we terug naar het huisje. Er zit een vogel op het pad: een tureluur. De vogel lijkt niet goed te kunnen bewegen en we merken op dat het een geringde vogel is. We besluiten hem te laten zitten en hopen dat ie vanzelf weer zijn weg zal vinden. Ik zet wat meelwormen bij hem en een bakje water, mocht -ie dat nodig hebben. Het doet me wat. We weten niet wat de reden is dat de vogel daar zit, toen we hem vrijlieten eerder deze week vloog hij goed weg en leek er niks aan de hand. Ik heb getwijfeld of ik dit wilde delen, omdat ik weet hoe gevoelig dit onderwerp ligt, zeker bij dierenliefhebbers. We hebben het beste voor met de vogels maar af en toe gaan dingen niet zoals gepland. Er is ook een grote kans dat de vogel al iets onder de leden had toen wij hem vingen, dat soort dingen weten we nou eenmaal niet. Die ochtend heb ik een half uurtje bij de vogel gezeten op afstand en hij sloot zijn oogjes. Ik wist al dat dit geen goed teken was. Ik liet hem alleen, in de hoop hem wat rust te geven.
Een uur later zwaaide ik het vangteam uit op het strand, die weer teruggingen naar Texel, en was ik even helemaal alleen op Griend. Ik struinde door het gras richting het huisje, waar ik de tureluur weer tegenkwam. Het liefst wilde ik hem oppakken en mee naar binnen nemen om te verzorgen zoals we met mensen doen, maar juist dat had hem stress opgeleverd. Ik ging terug naar het huisje om wat lunch te maken en ondertussen was Janna ook weer afgezet op Griend. Een poos later besloot ik weer wat vers water neer te zetten voor de tureluur. Toen ik aankwam zag ik direct dat hij niet meer leefde. Hij was nog warm maar aan zijn ogen zag ik dat er geen leven meer in zat. Ik voelde me boos en verdrietig en ben teruggelopen naar het huisje om een schop te halen. De kans dat hij vogelgriep had was klein maar niet nihil, dus begraven was de beste optie. Nadat ik hem in het gat had gelegd, het zand terug over hem heen strooide, en wat geplukte bloemetjes op zijn grafje legde, moest ik even slikken. Ik zat op mijn knieën tussen het duingras en de graspiepers vlogen sierlijk om me heen. De visdieven die de dagen ervoor rakelings langs mijn hoofd waren gevlogen en me duidelijk hadden gemaakt dat ik niet welkom was, vlogen dit keer hoog in de lucht en lieten me met rust. De dood en het leven zijn innig met elkaar verbonden en daar ben ik me al te bewust van op Griend
Tijdens het broedseizoen is een groot gedeelte van de grote stern kolonie slachtoffer geworden van vogelgriep. Net als op Texel, waar meer dan 3500 dode grote sterns zijn gevonden, is Griend ook niet bespaard gebleven. Er is ons gevraagd uit te kijken voor vogelgriep slachtoffers, maar dit is lastig. Er liggen altijd veel dode vogels op Griend, dat is de natuur, dus we kunnen niet met zekerheid zeggen welke vogelgriep met zich mee hebben gedragen en welke niet. Wel nemen we bij de gevangen vogels een keel-swab af, die later zal worden getest op vogelgriep in het Erasmus MC. Ook van deze tureluur zullen we dus een resultaat terugkrijgen, al leken zijn verschijnselen niet erg op vogelgriep. Ik verlaat het grafje door het hoge duingras en sta even stil bij al het mooie leven dat er nog wel is hier op Griend.
4 augustus 2022
Het echte werk van Janna en mij is begonnen. Bepakt en bezakt gaan we iedere dag het wad op tijdens laagwater. Een grote rugzak met een steekbuis en een zeef om bodemmonsters te nemen en uit te zeven. Een tiental kleine plastic potjes, waarin de bodemmonsters worden opgeslagen. Zakjes om schelpdieren uit de bodemmonster te verzamelen. Een gps, om de locatie van de bodemmonsters en de poepjes te noteren. Een telefoon, om zo onze locatie te kunnen zien ten opzichte van de locatie van de gezenderde bonte strandlopers. Een kompas, om te weten in welke richting we moeten lopen op die grote lege wadplaat. Allebei een klein schriftje met potlood om onze waarnemingen op te schrijven. Kleine ebjes met alcohol om de poepjes in te bewaren, een zakje labels om op de ebjes te plakken, en 2 poepschepjes. Een teller, om groepen bonte strandlopers te tellen. En natuurlijk de onmisbare telescopen (met telefoonhouder voor videos te maken) die we op een schouder dragen en een verrekijker die om de andere hangt, om de bontjes op te sporen. Zo lopen we iedere dag tussen de 10 en 20 km over de bodem van de uitgestrekte Waddenzee. Dag 1 in het veld brengt ons 1 poepje van een gezenderde vogel, en 1 van een niet-gezenderde vogel. Geen slechte stand na 1 dag.
Tevreden en moe komen we ’s middags terug aan bij het huisje als mijn oog valt op een vogeltje. Hij is helemaal nat en zit in een laagje water in een kruiwagen. Ik pak hem voorzichtig eruit en hij leeft nog. Als een geoliede machine gaan Janna en ik te werk, bijna alsof we iedere dag vogeltjes in kruiwagens vinden. Ik zet hem binnen op de bank en probeer hem af te drogen met een stuk keukenrol. Hij laat alles toe en is erg zwak. Janna komt naar boven met de deksel van een eierdoos waar ze wat zaagsel in heeft gelegd en wat meelwormpjes. We nemen het vogeltje in het eierdoosje mee naar buiten om op te drogen. Ik kan er amper iets van maken wat voor vogeltje het is, totdat ik de buitenste witte staartpennen zie. Ook valt het me op dat -ie ‘één hele lange nagel aan beide pootjes. Ik bel mijn collega Job ten Horn. Ik ken niemand die zoveel weet als Job over vogels, dus ik vraag hem wat ik het beste kan doen met het vogeltje. Hij bekijkt de foto’s en vertelt me dat het een graspieper is. De lange achternagel is een herkenbaar kenmerk volgens hem. Iets waar ik in een vogelgids overheen zou lezen, omdat ik m’n twijfels erbij zou hebben hoe goed ik dit in het veld zou kunnen zien, maar zo in de hand is het inderdaad een prachtig determinatie kenmerk. Hij geeft als advies om het vogeltje op te laten drogen en hopelijk sterkt het diertje vanzelf weer aan, hij heeft er vertrouwen in. We besluiten hem weer binnen op de bank te zetten. De wind is misschien te koud voor zijn natte veertjes en de zon zal te warm zijn.
Na een tijd opent het kleine vogeltje zijn oogjes en kijkt om zich heen. Janna en ik zitten naast hem en kijken elkaar verrast aan. Dit lijkt de goede kant op te gaan. Plots begint hij met zijn kopje heen en weer te schudden en gooit zijn hoofdje achterin z’n nekje. Het ziet er naar uit. Ik probeer hem vast te houden zodat ie zich niet bezeerd, maar een paar minuten later na al het heen en weer schudden overlijdt het graspiepertje in mijn handen. Een klein zieltje die weer het leven verlaat op Griend, zo dichtbij. Het gekke gedrag kan een teken zijn van vogelgriep dus ik neem voorzichtig een keelswab af van het overleden vogeltje. Met het vogeltje in mijn handen loop ik weer naar de plek waar ik gisteren de tureluur heb begraven. De visdieven laten me weer met rust, alsof ze het aanvoelen. Ik spit een klein nieuw grafje naast die van de tureluur en bedek deze weer met zand en bloemetjes. Bij terugkomst heeft Janna alles al ontsmet en staan we op het balkon stil bij de twee gekke dagen die we hier hebben gehad. We zien een graspieper stilhangen bij de kruiwagen waar een uur daarvoor zijn soortgenoot nog in lag. Hij blijft wat rond het huisje hangen en we vragen ons af of deze graspieper zijn vriendje mist. Wellicht is het toeval, maar wellicht ook niet. We weten niet veel over emoties bij vogels, dus laten we ze zeker ook niet onderschatten.
5 augustus 2022
De graspieper van gisteren was geringd, net als de tureluur. Ik heb de ringgegevens ingevuld na het overlijden met een korte beschrijving. Die ochtend ontvang ik een email van de man die de graspieper heeft geringd in 2020. Ik beloof hem om de resultaten van de vogelgrieptesten toe te sturen wanneer wij ze binnen hebben. Ik ben ook erg benieuwd. Janna en ik laten de graspiepers achter ons en lopen weer op het wad de hele dag voor ons onderzoek. Onze eerste prioriteit is om een gezenderde bonte strandloper te vinden en daar een lange video van te maken. Janna gaat dan hun gedrag analyseren en vooral hun foerageergedrag. Zijn ze aan het jagen op snel bewegende prooien zoals garnalen of zijn ze vooral diep aan het prikken in de bodem op zoek naar wormen of schelpdieren?
Janna is Master studente aan de Universiteit van Amsterdam en zij zal zich een half jaar samen met mij storten op het mysterie van het bonte strandloper dieet. Terwijl ik een video maak, houdt Janna haar ogen strak gericht op de achterkant van het bewegende bontje om te kijken of er een poepje uit komt. Als dit zo is, houdt ze haar telescoop op die locatie. Ik stop de video na een tijdje en ga op zoek naar het poepje. Als we dan een poepje hebben gevonden, nemen we daar ook monsters van de bodem, om te zien welke prooien er leven. En zo hebben we een driehoek aan informatie over het bonte strandloper dieet. Althans, dat is het plan. Als je iets leert van veldwerk is het wel dat niks gaat zoals je had gepland. Het blijkt lastig om de bonte strandlopers te vinden, zeker als ze zich ergens bevinden tussen duizenden individuen die verspreid zitten. Je wil niks verstoren, dus soms is het simpelweg onmogelijk om bij de gezenderde te komen. Dan laten we het voor wat het is, en filmen we een individu die wat dichterbij zit en verzamelen we daar een poepje van. Uiteindelijk willen we een goed beeld krijgen wat de hele populatie bonte strandlopers eet hier in de Waddenzee.
Ons ritme verandert in dat van een wadvogel, met laagwater lopen wij met de bontjes mee naar de randen van de wadplaten, en met hoog water trekken wij ons terug in het huisje, terwijl de bontjes rusten op het strand. Soms betekent dit dat we twee keer per dag op het wad kunnen (’s ochtends en ’s avonds) en andere dagen wanneer de laagwater periode midden op de dag valt, zullen we slechts 1 lange keer kunnen. We moeten ook goed opletten dat we weer op tijd terug zijn bij het huisje voordat alle vogels terug komen. We willen niets verstoren. Iedere vogelsoort heeft zo zijn eigen “bedtijd” tijdens hoogwater. De scholeksters zitten vaak als 1 van de eerste al klaar in grote groepen van duizenden samen, ver voordat het hoogwater is. Net als de aalscholvers, de meeuwen, en de lepelaars. Dan langzaam komen de wulpen er ook bij, de kanoeten, en de rosse grutto’s. Eigenlijk als allerlaatste verzamelen de kleinste strandlopers zich: de bonte strandloper en de drieteenstrandloper, wanneer er vrijwel geen wad meer beschikbaar is. Na weer een lange dag van poep zoeken lopen Janna en ik terug over het strand naar het huisje. Het is 9 uur ’s avonds en de ondergaande zon laat een roze gloed achter in de lucht. We worden opgeschrikt uit onze gedachtes door een zilvermeeuw die een schijn-aanval maakt op ons. Hij heeft waarschijnlijk jongen in de buurt. Hij vliegt weer hoog op en maakt een geluid wat bijna lijkt op een mensen-lach. “Hij lacht ons uit”, zegt Janna dan ook. We moeten samen om de situatie lachen. Terug bij het huisje is het na het invoeren van de data alweer snel tijd om naar bed te gaan. Ik wil de schuifpui dicht doen en schrik van een zwarte gedaante die op de hor zit. Het is weer een vogel die ons huisje heeft gevonden! Dit keer een juveniele gierzwaluw (na dubbel-check met Job en een vriend van de Vogelbescherming). Ze weten ons wel te vinden. Hij ziet er niet ziek uit en Janna en ik besluiten het aan te kijken tot de volgende ochtend.
6-7 augustus 2022
Het is weekend! Maar daar hebben de vogels geen boodschap aan en Janna en ik ook niet. We zitten helemaal in ons wadvogel ritme, wat we uitbreiden met een sportsessie in de ochtend of avond. Janna is topsporter, ze doet mee aan de Nederlandse kampioenschappen op de 400 meter hordes. Dit zal waarschijnlijk de enige kans zijn in mijn leven dat ik samen kan sporten met een echte topsporter, dus die pak ik dan ook graag aan! Tijdens de sportsessies worden we meestal belaagd door dazen en rode mieren, maar het zonnetje op ons gezicht maakt veel goed.
Op het wad vinden we weer een gezenderd bontje en verzamelen we poepjes. Het gaat steeds beter en efficiënter, al blijven de bontjes erg mysterieus. Het lijkt alsof ze heel veel slapen met afgaand water, terwijl dit volgens de literatuur juist de tijd zou zijn waarin ze veel kunnen eten. Zeker nadat ze net daarvoor tijdens hoogwater al een aantal uur hebben kunnen slapen. Het is dus tijd om dit eens beter te onderzoeken. Ons zaterdagavond zal bestaan uit hoogwaterobservaties. We verstoppen ons in de rand van de duintjes, om zo met hoogwater de vogels te observeren. Onze hypothese was: de bonte strandlopers moeten met hoogwater, in tegenstelling tot andere steltlopers, af en toe actief op zoek zijn naar eten. Waarom zouden ze anders zoveel slapen tijdens afgaand water? We turen door onze scopes en zien groepen bontjes staan op 1 poot met hun snavel in hun verenkleed. Ze slapen. De uren gaan voorbij, maar er verandert weinig aan de activiteit van de bontjes. Als het water afgaat, zien we langzaam de andere vogels vertrekken. Maar tot onze verbazing blijft er een hele strook van een paar duizend vogels voor onze scopes stilstaan. Het zijn de bontjes! Wat een slaapkopjes. Dit mysterie moeten we verder onderzoeken.
Week van 8 augustus 2022
Op dinsdag was het zover. De tekst in mijn observatie boekje luidt: “We hebben het bonte strandloper paradijs gevonden”. Janna en ik liepen zo ver mogelijk naar het oosten van de Griend wadplaat. We bevonden ons tussen zo’n 15 à 20.000 bonte strandlopers. Overal waar we kijken, tot aan de horizon in vrijwel alle richtingen stonden bonte strandlopers te eten. We waren door het dolle heen. Wat geweldig! Iedere dag verzamelen we nieuwe stukjes informatie die weer bijdrage aan onze puzzel van bonte strandloper dieet. We maken videos van bontjes die achter garnalen aan rennen, die wormen uit de grond trekken, of kleine krabbetjes heen en weer schudden en kapot tikken. Maar er blijven ook steeds meer vragen opkomen: waarom verzamelen al deze strandlopers zich precies hier op deze plek? Waarom foerageren ze vooral met opkomend water? En waarom blijven ze dan nog een heel stuk van de waterlijn af? We proberen als bonte strandloper te denken en verplaatsen ons in hen. We gaan op dezelfde plekken staan en kijken wat er in de bodem zit. Als het water opkomt, wat komt er dan zoal binnenstromen met dat water aan deze oostkant? Is dat anders dan aan de westkant? Terwijl we kilometers lopen op het wad denken we na over dit soort dingen. Ondertussen zien we ook veel moois voorbij komen. Garnaaltjes, kleine visjes, zeesterren op het wad, mooie schelpen, slakjes, van alles wat. Soms staan we voorovergebogen naar het wad te kijken, of lang door onze scopes te turen als we worden opgeschrikt uit onze gedachtes door het geluid van duizenden fladderende vleugels. Het klinkt als een soort sterke windvlaag die over ons heen waait. Als we dan opkijken zien we duizenden bonte strandlopers langs ons en over ons heen vliegen. Het wad is een magische plek.
15 Augustus
Janna en ik hebben een fijne routine in onze dagen gekregen. Afhankelijk van wanneer het getij valt gaat de wekker om 6, 7, of 8 uur ’s ochtends. Als het laaggetij niet ’s ochtends vroeg valt, sporten we ’s ochtends, anders ’s avonds als we terug komen. Bij het ontbijt openen we de WATLAS website om te zien waar onze gezenderde bontjes zitten. Meestal betekent dit dat we vrijwel direct naar de oostpunt van de griend wadplaat lopen. Zo lopen we iedere dag tussen de 10 en 20 kilometer over het wad, op zoek naar vogels. Als we een groep hebben gevonden schrijft Janna haar groepsobservaties op. Ze noteert hoeveel bonte strandlopers we zien, wat de samenstelling van de groep is qua soorten vogels, wat de activiteit van de groep is (rusten vs. foerageren), wat het percentage van ‘jagers’ vs ‘prikkers’ is in de groep is, of de groep dicht bij elkaar staat of juist verspreid, en hoe ver ze van de waterlijn staan. Allemaal variabelen waar we later nog wat aan kunnen hebben. Ik help Janna of probeer het gezenderde individu in de groep te vinden. Op WATLAS kan ik zien waar wij staan ten opzichte van de gezenderde vogel. Ik kan zo vrij nauwkeurig zien in welke richting hij ten opzichte van ons moet staan. Met mijn kompas kan ik dan de richting aanwijzen waar we moeten kijken. Soms gaat dit makkelijk en hebben we hem vrijwel direct, zeker als het een relatief kleine groep betreft van een paar honderd individuen. Maar op het moment dat er tienduizenden bonte strandlopers voor je krioelen wordt het toch lastiger. Als 1 van ons de kleurringen heeft gevonden wordt er meestal enthousiast “JA! Ik heb hem!” geroepen. En dan moeten we nog gaan uitleggen aan de ander waar dit individu zich bevindt. “Zie je die groene boei aan de horizon? Die links van dat grote zeilschip met drie zeilen? Ja? Nou, een stuk naar links richting de windmolens, en dan naar beneden daar in die groep zit -ie”. Soms levert het ook wat bizarre situaties op: “Zie je die eidereend die aan het doodgaan is? Nou, daar precies rechts van, maar nog voor de scholeksters”
We zijn helemaal gefocust op het vinden van individuen en vooral op hun poepjes. Ik bevestig mijn telefoon dan met een adapter op mijn telescoop en begin het individu te filmen. Dit doen we, zodat Janna later het gedrag kan analyseren. Het foerageergedrag van een individu kan heel veel zeggen over wat de vogel eet, ondanks dat we niet zien wat er in zijn snavel naar binnen gaat. Ze kunnen echt jaaggerdrag vertonen, waarbij ze achter iets aanrennen in het water, rondjes draaien om het te volgen, en je echt ziet dat ze aan het jagen zijn op iets. Soms komen ze dan, wanneer ze succesvol zijn, met een garnaal, een vlokreeftje, of een krab naar boven. Maar meestal zien we niet wat ze eten. Daar tegenover kunnen ze ook heel diep op 1 plek prikken in het zand, bijna heel hun kop zit dan onder water. Steltlopers hebben gevoelige snavels en kunnen goed op de tast foerageren. Ze nemen de kleinste bewegingen in het zand waar met hun snavel en kunnen het puntje van hun snavel apart bewegen. Wanneer ze dit diepe prik-gedrag vertonen zien we wel eens dat ze dan een worm naar boven halen. Terwijl ik hun gedragingen film, houdt Janna haar ogen strak op de achterkant van de bonte strandloper gericht. Vogels hebben cloaca’s, waar ze poep en plas in 1 keer uitscheiden. Wanneer ze uitwerpselen uitscheiden zien we dat de witte veertjes bij hun kont uit elkaar gaan en de zwartige cloaca tevoorschijn komt. En dan valt er een poepje in het water op of het zand. Ook dat wordt meestal enthousiast benoemd door ons. “JA HIJ POEPTE!!”. Maar het is niet altijd zo makkelijk als ik hier beschrijf. De individuen zitten vaak op zo’n 100 a 200 meter afstand van ons, en als ze niet met hun kont richting ons staan, zien we de cloaca niet open gaan. Dat betekent dat we dan een mini poepje van kleiner dan een centimeter moeten zien vallen, uit een vogeltje wat maar zo’n 10 centimeter boven de grond hangt. De kans is dus groot dat we het missen. Maar, wanneer we het wel zien, zijn we er ook nog niet.
Dan begint het precieze werk. Ik stop meestal na een aantal minuten met filmen, terwijl Janna dan al die tijd haar ogen strak op de plaats houdt waar het poepje viel. Ze kan haar ogen niet van haar telescoop afhouden, want dan is ze de plaats kwijt. Er zijn weinig herkenningspunten op het wad. Het is 1 grote zandvlakte met schelpen en zeewier. Het is dus ook onmogelijk om naderhand in het veld dat ene poepje precies te vinden puur afgaand op je geheugen. Daarom begeleid Janna mij dan via de telefoon naar de juiste plek. We bellen met elkaar terwijl ik naar de plaats loop waar het ongeveer moet zijn. Die plaats waar ik denk dat het ongeveer moet zijn, is het overigens nooit en Janna stuurt me altijd al snel weer bij. Soms proberen we het met herkenningspunten. “Nu ongeveer voor je neus moet een klein heuveltje zand met wat kokkels liggen?” In realiteit is het dan vaak dat er zo’n meter voor mijn neus een heuveltje zand ligt, en zo’n 5 meter daarachter wat kokkels. Diepte is erg lastig in te schatten in zo’n telescoop. Maar we worden er steeds sneller in. Op de plaats waar het ongeveer moet zijn wijs ik dan alle poepjes aan die daar liggen, en vrijwel altijd ligt er 1 precies op de plek waar Janna hem heeft zien vallen! We scheppen het poepje op, nemen wat bodemmonsters om te kijken wat er in de bodem leeft en dan gaan we weer door naar de volgende. In 1 getij scheppen we zo’n 2 à 4 poepjes van individuen. Het zijn lange processen, waarbij we ook niks willen verstoren. Geduld is een schone zaak op het wad.
Fouragerende bonte strandlopers
Fouragerende strandlopers deel 2
16 augustus 2022
Op dinsdagochtend sta ik volledig geconcentreerd door mijn telescoop te turen naar een bontje. Het wad is relatief stil. Af en toe fluit er een bontje, maar verder is het een kale vlakte. Ik word uit mijn concentratie geschud door de ringtone van mijn telefoon. Het is collega Roeland Bom, hij heeft deze keer de leiding over het grootschalige SIBES programma (https://www.nioz.nl/en/about/cos/coastal-dynamics/sampling-the-intertidal-macrofauna-with-SIBES%C2%A0), waarbij ieder jaar meer dan 4000 punten in de Waddenzee worden bemonsterd op sediment en bodemdiertjes. Vanavond zullen ze met het schip RV de Navicula voor de kust van Griend liggen. Hij nodigt ons uit bij hen aan boord om onze kleding te wassen, te douchen, en om mee te eten. Janna en ik zijn door het dolle heen en doen een vreugdedansje op het wad. Het poepjes verzamelen ging goed die ochtend, we hadden 4 poepjes van individuen waaronder een juveniel! Ik ben benieuwd of de jonge vogels een andere dieetvoorkeur hebben dan de volwassenen. Net als bij mensen. Zouden kokkels voor juveniele bonte strandlopers gelijk staan aan spruitjes bij mensenkinderen? En wormen aan frietjes? De juveniele bontjes zijn in ieder geval wel wat minder bang. Je kan erg dichtbij komen en ze zitten vaak aan de randen van de groep.
Met vier poepjes in mijn buidel lopen we vrolijk terug naar het eiland als het water opkomt en wachten geduldig af tot we de Navicula zien aanvaren. In ons waadpak (een groot rubberen pak waar regenlaarzen aan een soort tuinbroek vast zitten) lopen we de wadplaat over naar het schip. We fantaseren over wat voor eten ze zouden hebben en vragen ons af hoe vies we er nou werkelijk uitzien. Het is 8 dagen geleden dat we voor het laatst hebben gedoucht. Zo’n 10 meter voor het schip komt ons een geur van frituur tegemoet. Janna kijkt me met grote pretogen aan: “Ruik jij wat ik ruik?!” We krijgen een warm welkom van de bemanning, Roeland, en de rest van de opvarenden. Het is bijzonder om na 2 weken met z’n tweetjes weer zo onder de mensen te zijn. Hendrik-Jan, de chef-kok van het schip, heeft een overheerlijke maaltijd met frietjes voor ons bereid, terwijl schipper Klaas-Jan de wasmachine aanzet voor ons. Wat een geluk. Nadat onze buiken vol zitten, en we weer schoon zijn gedoucht, kletsen we nog wat af met Roeland op het achterdek van het schip. Hij helpt me met een plan te bedenken om garnalen te bemonsteren rondom Griend. Samen bellen we collega Emma Penning, die een aantal jaar geleden een methode heeft bedacht om garnalen te bemonsteren. Dat vind ik zo mooi aan het NIOZ, er is altijd wel iemand die een antwoord weet op je vraag en die persoon is maar 1 belletje weg. Toen ik als student begon op het NIOZ, waren Emma en Roeland zeker twee mensen waar ik tegenop keek (en nu nog steeds). Dat ik nu mijn eigen onderzoeksplannen kan bespreken met hen en hun input kan krijgen vind ik dan ook bijzonder. Bepakt met een rugzak vol schone was en behoorlijk wat nieuwe materialen om garnalen te bemonsteren lopen Janna en ik weer terug naar het eiland. De zonsondergang laat een rozige gloed achter boven Griend. Het leven is goed.
19 augustus 2022
Op vrijdagavond lopen Janna en ik door de duintjes naar het strand van Griend. Het is al bijna helemaal donker, maar het wad slaapt nooit. We zijn erg benieuwd wat de bonte strandlopers ’s nachts doen. We weten dat wadvogels ’s nachts ook foerageren, hun enige rustmomenten zijn tijdens hoogwater. Als ze ’s nachts ook zouden rusten zouden ze niet genoeg eten binnen krijgen op een dag. We zijn vooral benieuwd of ze ’s nachts ook kunnen jagen op garnalen. Met de nachtkijker kijken we rond. Het wad kan er leeg uit zien als je niet op de juiste plek staat, ook overdag. We gaan af op de enkele geluiden die we horen. Het schelle zachte korte getjilp van de drieteenstrandloper kan betekenen dat er ook bonte strandlopers zitten. De lange zingende uithalen van de wulpen is voor ons weer een indicator dat we waarschijnlijk niet goed zitten. Het is best lastig navigeren ook op zo’n enorm wad. We gebruiken de ontvangsttorens van ons zendersysteem als oriëntatiepunten. Er brandt eens in de zoveel seconde een licht op. Net als de vuurtorens van Terschelling en Vlieland en de lichten in de haven van Harlingen. De vogels zijn alert op het geluid wat onze laarzen op het wad maken. Het is lastig om dichtbij te komen, en ook om soorten van elkaar te onderscheiden. Met zo’n nachtkijker lichten vooral de ogen van de vogels enorm op, en de snavel valt helemaal weg. Kleur is ook niet te zien, waardoor je het dus vooral van de vorm van het lichaam moet hebben. En dat onderscheid is bij drietenen en bonte strandlopers best lastig als je geen scherp beeld hebt.
We zien ze druk foerageren, prikken in het zand, het lijkt alsof ze niet echt aan het jagen zijn maar vooral met hun gevoelige snavel op de tast aan het foerageren zijn. Ik vraag me of hoeveel ze nou kunnen zien in het donker. Ik denk dat ze veel meer kunnen zien dan wij denken. Na een aantal videos te hebben gemaakt, geven Janna en ik het op. Het is afgaand water, wat betekent dat de vogels steeds verder van ons weglopen. Ze zijn schrikachtiger dan overdag, dus we kunnen eigenlijk niet dichtbij genoeg komen. Even staan we stil op deze warme zomernacht en kijken we naar alle sterren en de melkweg die ondertussen duidelijk zichtbaar is. Het gezang van de wulpen en tureluurs klinkt verder weg als we terug richting het huisje lopen. We zijn een behoorlijk eind ver weg gelopen en moet ons even opnieuw oriënteren voor de weg naar huis.
Onder onze voeten kraken de schelpen en schittert de zeevonk die blauw oplicht. Het zand wordt steeds droger dus we weten dat we dichtbij het eiland zijn. Op zo’n afgelegen plek als Griend is het wanneer het donker is, ook echt donker. Gelukkig kennen we het eiland inmiddels goed. We ruiken de sterke geur van vogelpoep en weten dat we in de buurt zijn van de meeuwen en aalscholvers die op de oostelijke punt van het eiland zitten. We lopen een stuk door en horen het geluid van lepelaars, het is een bijna buitenaards geluid, zo hoog, iets wat je niet verwacht bij zo’n grote vogel. De lepelaars zitten ook in het oosten in het slenkje. We moeten nog even doorlopen dus. In het licht van de vuurtoren van Vlieland zien we af en toe vaag de palenrij verschijnen. Als we dan de scholeksters horen roepen weten we dat we dichtbij ons pad zijn. Het pad wat eigenlijk alleen bestaat uit wat gras wat net iets meer naar beneden is getrapt dan het duingras eromheen. Het lukt ons razendsnel om dit “pad” te vinden in het pikkendonker. En zo wandelen we, twee vrouwen helemaal alleen op een onbewoond eilandje middenin de Waddenzee, onder de sterrenhemel in het donker, terug naar “ons huis”.
22 augustus 2022
Afgelopen dagen is het landschap van Griend behoorlijk veranderd. Kleine kokkels waren er dit jaar in overvloed in de bodem van de Griend wadplaat. Maar sinds een aantal dagen is alles boven komen drijven: een massale kokkelsterfte. Roeland Bom had het als eerste opgemerkt met zijn SIBES-werk. Janna en ik gingen een dag later terug naar het oosten van Griend waar we de dagen ervoor ook steeds bonte strandlopers observeerden. Een lucht van dode schelpdieren kwam ons tegemoet, hoe verder we het wad op liepen. Alles was dood. Op diezelfde plek hadden we nog zo’n 2 weken geleden opgemerkt dat er waanzinnig veel kokkels in de bodem zaten, die we onder onze voeten voelden. Van de een op de andere dag was de hele wadplaat verandert. Roeland vermoedde dat dit door de extreme hitte komt. Het laagwater moment viel de afgelopen dagen vaak samen met het de heetste momenten van de dag. Janna en ik merkten ook vaak op dat de kleine beetjes water die op de wadplaten lagen, enorm warm aanvoelden. De kokkels hebben dit waarschijnlijk niet overleefd. Zie ook: https://nos.nl/artikel/2441751-massale-kokkelsterfte-in-de-waddenzee-door-warmte.
We zien de dagen erna dat de plakkaten dode kokkels massaal worden leeggegeten door kanoeten en wat bonte strandlopers. Ik vraag me af of ze weten dat ze dit heel snel leeg moeten eten voordat het wegrot, of dat dat ze niet uitmaakt. Terwijl het er nu nog als een waar feest uitziet voor de vogels, zal dit gauw verdwijnen. Over een aantal dagen zullen er amper of geen kokkels meer zijn. Geen dode kokkels meer aan de oppervlakte, en geen levende meer in de bodem. Hoe zullen de vogels hiermee omgaan? Zal er voedseltekort voor ze zijn of kunnen ze makkelijk switchen naar een ander prooi? We gaan het meemaken. Gelukkig denkt Roeland dat het met de kokkelpopulaties wel weer goed komt. Als het daadwerkelijk door hittestress komt, wat nog wordt onderzocht, kunnen dit soort massale sterfte veel vaker voor gaan komen in de toekomst.
Janna en ik genieten nog van het mooie weer dat we hebben tijdens ons veldwerk maar zijn ons ook pijnlijk bewust van de ellende die klimaatverandering met zich meebrengt. Ook de droogte houdt ons dagelijks bezig. Drinkwater krijgen we aangeleverd, maar voor de rest moeten we het doen met regenwater voor ons te wassen, de afwas te doen, en al het andere waar men water voor nodig heeft. In deze 4 weken tijd hebben we maar 1 dag regen gehad. We weten niet hoeveel water er nog in de tank zit. Voor nu nog genoeg voor de douche 1 keer per week. Maar we zijn wel wat jaloers op die bontjes die met z’n allen iedere dag kunnen badderen. Het ziet er komisch en schattig uit. Hun staartjes dippen ze ritmisch in het water, kopje onder, ze rollen op de ene kant om hun vleugel te wassen en dan naar de andere kant, terwijl ze zich helemaal bol maken en hun veertjes uit elkaar zetten. Oh, hoe zou het leven zijn als een bontje? Op Griend ziet het er vredig uit en zou ik het best een dagje willen meemaken. En ik zou dan vooral even goed opletten wat mijn soortgenoten zoal eten!
Badderende vogels op Griend
25 augustus 2022
Janna en ik zitten nu precies 1 maand op Griend. 1 maand vol observaties van bonte strandlopers, vol poepjes scheppen, bodemmonsters nemen, kilometers over het wad lopen, en met het getij leven. Het is een bijzondere ervaring waar we ons erg bewust van zijn. Het poep verzamelen gaat ondertussen als een geoliede machine. Ik film, Janna kijkt of er een poepje valt, als dat zo is, leidt ze me naar de plek, ik vind het poepje, we nemen bodemmonsters, en gaan door naar de volgende. Op een dag verzamelen we zo’n 2 tot 6 poepjes van individuen. Dit lijkt weinig maar we hebben gewoon veel geduld nodig, zeker als we een gezenderde vogel willen willen. We hebben in totaal 20 poepjes verzameld van 7 gezenderde individuen. Geen slechte tussenstand. Op iedere plek waar we een poepje verzamelen hebben we ook drie bodemmonsters verzameld. Omdat we een vermoeden hebben dat ze ook garnalen eten, hebben we ook nog eens zo’n 24 punten rondom Griend bemonsterd op garnalen. Ondertussen maken we ook nog veldnotities van verstoringen (roofvogels of menselijke verstoring van vliegtuigen of helikopters) in het veld en tellen we dode vogels rondom het eiland. We hebben een telronde van juveniele meeuwen gedaan en een hoogwater telling van alle vogels rondom het eiland. Voor een project in Engeland hebben we nog bergeenden veren verzameld en voor het NIOZ kokkelonderzoek nog 3 zakken kokkels. We houden onszelf wel bezig hier.
Ondertussen hebben we ook behoorlijk wat kennis opgedaan over de bonte strandloper. Als we terugdenken aan hoe we de eerste dagen op het wad gingen, is er nu wel een hoop duidelijk (ook een hele hoop nog niet). We kennen het ritme van de bontjes, we weten waar ze ongeveer heen gaan. We weten dat ze met afgaand water veel slapen, wat schrikachtiger zijn, soms af en toe ineens massaal verplaatsen richting de waterlijn zonder aanleiding. Met opkomend water zijn ze veel actiever, foerageren er op los langs de waterlijn, maar wel vaak op een afstand van zo’n 10 meter, laten ons veel dichterbij komen, en zien we ze heel veel jagen op bewegende prooien zoals garnalen. Het oostelijke en zuidelijke wad van Griend is hun favoriete plek om te foerageren, en met hoogwater kiezen ze een plekje hoger gelegen aan de noordkant en heel af en toe aan de zuidkant. Als het water heel hoog is, vliegen ze naar Richel, en komen ze met afgaand water langzaam wel terug waarbij ze wat korte stops maken in het westen en in het noorden.
Als ik het zo opsom lijkt het op behoorlijk wat kennis, maar eigenlijk heb ik alleen nog maar meer vragen gekregen. Ik voel me een buitenstaander in de wereld van de bontjes. Af en toe mag ik dichtbij genoeg komen om een kijkje te nemen. Zoals Janna mooi beschreef: “Als ik een individu observeer voor langere tijd heb ik het gevoel dat ik echt een kijkje in het leven van de vogel krijg. Alsof ik kan meedenken met wat -ie doet”. Dat gevoel deel ik, maar toch zou ik meer willen. Ik zou mee willen kunnen vliegen naar de plekken waar ze heen gaan. Ik zou willen dat ik niet zo groot was als mens, en dat ik net zo snel kon bewegen als zij. Dat ik met mijn gezicht zo dichtbij het wad kon lopen om te zien wat zij zien. Maar ik weet niet of ik nog meer in hun wereld kan duiken als dat ik nu doe. We maken bijzondere momenten mee: twee bonte strandlopers die elkaar op zoeken en met hun snavels elkaar aanraken. Zouden ze elkaar herkennen van een broedgebied? Zijn ze hier samen heengevlogen? Ik droom van de dag dat ik een groot aantal bonte strandlopers kan volgen tijdens hun hele leven, van broedgebied naar overwinteringsgebied. Maar voor nu is die technologie er nog niet en duik ik weer terug in mijn kleine wereld hier op Griend.