Leg 2 | 12-17 sept, 2019

16 september 2019, door Threes Anna

Na de kale Doggersbank van gisteren, waar zelfs de vissers zich niet vertonen, komen we weer in het land van de platforms en windmolens. De wieken van een net aangelegd park beslaan 120 graden horizon. Twee uur later varen we nog steeds langs de molens. Hoe zal de Noordzee er over tien jaar uit zien? Aan boord weet iemand dat men van plan is 1/3 van deze zee vol te bouwen met windmolens. Als dat zo is; wat voor een invloed heeft dat dan op haar bewoners. Niemand weet het.

Vader en kind zeekoet, foto: Threes Anna

Voor ons schip zwemt een vader zeekoet met zijn kind. Het was bekend dat het kuiken - kort uit het ei - van de rotsen in zee moet springen en dan met zijn vader vertrekt. Maar waarheen wist men lange tijd niet. De zeekoeten van de Engelse rotsen verdwenen na het broedseizoen uit het beeld.  Door jaar in jaar uit op zee te kijken, kwam Kees Camphuysen er achter waar die vogels bleven. Omdat het kuiken nog niet kan vliegen, vertrekken vader en kind zwemmend (zie foto hierboven). Uit ‘solidariteit’ verliest de vader in één keer al zijn vleugelpennen. Beide zijn nu vleugellam. Peddelend met hun pootjes verplaatsten zij zich. Het kuiken steeds roepend met hoge schelle kreten waarop de vader wat gekrauw als antwoord geeft. Ook op dit rondje Noordzee (zie route onderaan deze blog) horen we deze vogels vaak. Want de golven zijn soms hoog en de vader duikt regelmatig onder op zoek naar eten. De kreten maken het mogelijk dat ze elkaar steeds terugvinden. Want deze vogels reizen niet in groepen. De zeekoet zwemt in duo’s de Noordzee over om in het Friese front - met de duizenden andere vaders met kind – weer samen te komen. Tegen die tijd is de rui van de vader voorbij en het kind zelfstandig.

Bij de papegaaiduikers, die we ook regelmatig zien, gaat het heel anders. Dat zijn holenbroeders en als de ouders hun kind ‘klaar’ vinden, vertrekken ze gewoon. Het jong zonder eten in het hol achter latend. Als zo’n kuiken honger krijgt komt hij op den duur wel naar buiten en ziet voor het eerst de wereld. De honger leidt hem naar zee (zie foto hieronder). Helemaal alleen moet zo’n vogeltje ontdekken hoe hij moet overleven in het woeste water. Dat is bij ons mensenkinderen toch wel even anders.

Papegaaiduiker, foto: Threes Anna

En terwijl we jan-van-genten, drieteenmeeuwen en noordse stormvogels zien, passeren ons steeds grotere schepen. Een cruise schip van elf etages, een gigantische gevaarte met Höest Autoliner erop, een schip met twee kranen die ons schip moeiteloos uit zee zou pakken en een Russische tanker waaruit van alle kanten water spuit. Onze reisje zit erop, wij stomen terug naar Texel.

Na de koude natte dag van gisteren is het aangenaam warm geworden. Boven ons de cumulus wolken tegen een blauwe achtergrond. Voor ons in het water dobbert een zeekoeten duo en op het werkdek sloft de schaars geklede bemanning rond op slippers. Ze zijn bijna thuis.

Impressie van de route van de Pelagia 12-17 september 2019

Leg 2 | 12-17 sept, 2019

15 september 2019, door Threes Anna

Blog 4: Als we beginnen is het windkracht 8 en forse golven. Dit maakt het kijken op zee een stuk lastiger. Ik zal proberen uit te leggen hoe en waarnaar we kijken.

Bovenop het schip heb je 360 graden zicht. Wij kijken alleen naar de 180 graden die we voor ons kunnen zien van links naar rechts. In het midden van ons zoekbeeld staat op de boeg van het schip de voormast die ons beeld in tweeën snijdt. Een van de twee helften wordt ons ‘transect’. Wij kiezen afhankelijke van het licht. Zie de foto’s hieronder met 2 verschillende licht en golf momenten.

Een voorbeeld van hoe het 180 graden uitzicht links en rechts van de voormast kan verschillen. Foto: Threes Anna Uitzicht met andere lichtinval, foto: Threes Anna

Alle vogels in het ‘transect’ tellen mee, die zich aan de andere kan van de mast bevinden krijgen de code ‘uit het transect’. De vogels in de lucht krijgen als code een F (flight). Voor de vogels in het water is de plaatsbepaling preciezer. Het transect is 300 meter breed en verdeeld in vijf banen, als wegen recht voor ons uit. Stel we hebben rechts als ons transect gekozen. Dan heet de baan die voor ons uit loopt A (0 tot 50 m), de baan rechts ervan is B (50 tot 100 m), dan C (100 tot 200m), D (200 tot 300m). De volgende baan, E (>300m), ligt weer buiten het transect. 

Elke vogel krijgt naast de soort, het aantal, de tijds- en plaatsbepaling en in of uit het transect nog enkele codes mee. De leeftijd, het kleed, de vliegrichting, het gedrag en de associatie met dat gedrag.

Voor het gedrag is een hele lange lijst met codes. Zo heb je o.a.; dobberen en iets uit het water eten, duiken maar niet verdwijnen, duiken en verdwijnen, badderen, rusten, jong voeden, ziek, etc. etc. Daarnaast is er een lijst met associaties codes. Zoals bijvoorbeeld; met walvissen, bij front, bij hout, bij drijvend afval, bij vissersboot, bij boorplatform of bij ons schip. Deze laatste is de meest voorkomende code want er zijn vaak vogels die nieuwsgierig zijn en een tijdje met ons op vliegen. Die vogels mogen we niet dubbel vermelden en zij zitten per definitie buiten het transect, omdat zij door ons schip worden aangetrokken. Alleen de vogels binnen het transect tellen mee in het onderzoek.

Het doel van het onderzoek is niet het tellen, maar het gedrag op een bepaalde locatie is van belang. Hiervoor moeten we de passanten onderscheiden van de beesten die er zijn omdat ze op die plek iets willen. Dus de vogels die van Noorwegen naar Chili vliegen zijn niet interessant, die beesten willen mijlen maken. Wij kijken naar de bewoners van het ‘zee-landschap’. 

En dat ‘landschap’ kan heel snel en extreem veranderen. Gisteren en eergisteren waren er heel veel vogels maar vandaag toen we over de Doggersbank voeren en de wind afnam was het compleet verlaten. Eigenlijk kun je de Doggersbank vergelijken met een woestijn waar soms een oase of een wadi is, plekken waar voedsel is en je dus beesten vindt. Zo is het op zee ook. Waar niets te halen is - zijn geen beesten. 

Wat Kees Camphuysen onderzoekt zijn dus niet de getallen maar de ecologische patronen op zee. Hij ziet het als tandraderen die per seizoen anders in elkaar vallen. Zo profiteren in de zomer de drieteenmeeuwen van de zeekoeten, deze zeer geoefende duikers (tot 180 meter diep) drijven dan vissen bolletjes omhoog om van te eten en hiervan maken de drieteenmeeuwen dan slim gebruik want zij kunnen nog niet eens met hun kop onder water blijven. In de winter ontstaan er andere verbanden want dan jagen de zeekoeten geen vissen omhoog waarvan de drieteenmeeuw kan profiteren en moet de vogel op zoek naar een andere bron om zich te voeden. De interactie tussen de vogelsoorten is per seizoen anders en Kees probeert uit te zoeken hoe de raderen per seizoen veranderen en waarom. Op deze reis is hij vooral erg geïnteresseerd in hoe de drieteenmeeuw in de herfst zijn voedsel bij elkaar krijgt.

Drieteenmeeuwen, foto: Threes Anna

Leg 2 | Sept 12-17, 2019

14 september, door Threes Anna

Blog 3:  Als de volle maan achter de horizon zakt en de zon ophoog klimt zitten wij weer op onze post . Voordat de maan is verdwenen noteren we de eerste grote jager van de dag. Wij hebben het koud op het bovendek en dat zal het heel de dag blijven, ondanks de zon.

De Noordzee lijkt overal hetzelfde, namelijk een groot plat water oppervlak. Maar dat is niet zo, want tijdens onze zigzaggende oversteek zien we constant platforms oprijzen uit de zee. Soms wel vijftien tegelijkertijd! Werkende productie-eilanden (foto), RIG’s, satelliet eilanden en verlaten eilanden waar verplicht altijd een mishoorn brult. Maar als ik deze ochtend vroeg om me heen kijk zie ik er geen.

Werkende productie-eilanden op de Noordzee, foto Threes Anna

Deze afwezigheid van de mens duurt echter nog geen tien minuten, dan verschijnen aan de horizon de eerste boten. Grote vistrawlers, de een na de ander. Als een armada liggen ze voor de Engelse kust. Het was ons al opgevallen dat we de afgelopen twee dagen (behalve één garnalenkoter voor Texel) helemaal geen vissersboten hebben gezien.

Ook de geur van de zee veranderd. Moeilijk benoembaar hoe, maar ik zou zeggen dat ze zee hier iets kruidiger is. Hoe dat kan? Ik weet het niet en zo stapelen zich - terwijl we turen door onze verrekijkers - steeds meer vragen op zonder antwoord. Alleen door jaar in jaar uit, gedurende alle seizoenen, naar deze immense vrijplaats te kijken wordt het langzaam duidelijk wat hier gebeurt. 

Naast de vogels en de zeezoogdieren noteren we ook al het drijvend afval en vissersboeien (joontjes). Kees merkt terloops op dat de zee door de jaren heen, schoner maar voller is geworden.

Behalve de wachtende vissersvloot is er vandaag meer veranderd. Gisteren zagen we duizenden drieteenmeeuwen en zeekoet vaders met hun kuikens. Vandaag zijn die verdwenen. We zijn aangekomen in het ‘land’ van de noordse stormvogels en jan-van-genten. Tot we halverwege de dag keren en noordoost naar het centrale deel van de Noordzee beginnen te varen. Dan wordt het stil. Alles is weg. Geen platforms, geen vissersboten én geen vogels.

Vliegende jan-van-gent, foto: Threes Anna

Elke vogel heeft namelijk zijn eigen gebied dat per seizoen kan wisselen. We weten veel over zeevogels als ze op het land zijn, als ze broeden in hun kolonies. Maar over de veel langere periode dat deze vogels op zee doorbrengen weten wij mensen nog steeds maar heel erg weinig. Dus noteren we tot de zon ondergaat (op een formulier in codes) elke vogel die we zien, zijn vliegrichting of zwemplek, de tijd en zijn gedrag.

Het zijn natuurlijk de vogels met hun gedrag die ons opnieuw een dwergvinvis ‘wijzen’, een grote school witsnuitdolfijnen en twee drijvende zeehond-kadavers, een absolute lekkernij voor de stormvogels.

Vroeg in de ochtend komt de zon op en gaat de maan onder, foto Threes Anna

Leg 2 | Sept 12-17, 2019

13 september, door Threes Anna

Blog 2: Fauna tellen op zee gaat van zonsopkomst tot zonsondergang. In de zomer zijn dat heel erg lange dagen, in de winter kort. Nu half september komt de zon rond 07:00 uur op en gaat hij rond 20:00 onder.

Buiten het tellen gaan we ook nog een pilot laboratorium project uitvoeren waarbij we nog meer informatie over de plek proberen te verzamelen. Het schip stopt een paar keer per dag om watermonsters te nemen voor algenonderzoek. Wij gaan datzelfde water gebruiken om later terug op de wal het E-DNA te bepalen om zo een idee te krijgen van de ruimtelijke verspreiding van vis…zonder er maar eentje te vangen!

Onze 2de dag begint bij een station waar water omhoog gehaald wordt.  Als het schip weer begint te stomen ga ik het laboratorium in en klimt Kees naar het bovendek. Maar zoals het gaat met een proefproject lijkt niets te lukken. Het zeewater dat uit 3 verschillende diepten (50, 15 en 0 meter) komt moet door een filter worden gezogen. Maar na een half uur is er nog amper water doorheen. Van alles probeer ik, maar niets werkt. Later hoor ik van de bemanning dat in september (het einde van de zomer) op sommige plekken in de Noordzee het water ‘kleeft’! Daarmee bedoelen ze dat er veel (voor het oog onzichtbaar) dood celmateriaal in het water zit dat de filter direct verstopt.

 

Inname zeewater uit verschillende dieptes, foto Threes Anna

Als ik ’s avonds nogmaals een proef doe met zeewater van het laatste station van de dag werkt het prima. Daar dus geen klevend water meer! In de toekomst zal blijken of deze DNA pilot nut heeft maar op deze reis zal ik de test nog een paar keer uitvoeren.

Terug boven op het dek is het kouder dan gisteren. Kees zit met handschoenen, sjaal en in een dikke jas. Vandaag varen we zigzag over de Silverpit, een diepe geul onder de Doggersbank. Hier botsen de wateren van de zuidelijke Noordzee tegen die van het noorden en meandert een front  langs de Engelse kust. Beesten worden vaak aangetrokken door zulke fronten, maar ze gaan er allemaal anders mee om. Het ene beest wil naar het troebele water richting de kust, de ander naar het front zelf en weer anderen (zoals bijvoorbeeld de Noordse stormvogels) vind je alleen voorbij het front, in het heldere water van de centrale Noordzee.

Dik ingepakt observeren, foto: Threes Anna

Het doel van het onderzoek van Kees Camphuysen is om patronen te vinden en te ontrafelen welk beest waar zit en wat die daar doet. Kees wil begrijpen hoe de Noordzee met al zijn fauna werkt zoals hij werkt. Want vogels doen soms een uren niets om dan een paar uur later opeens heel druk te zijn met van alles.

Het grote verschil met een ‘land-landschap’ en een ‘zee-landschap’ is dat een landschap van water constant in verandering is. In de zomer warmt het op, veranderen de fronten en scheidt het water zich in lagen om naar de herfst toe weer te vermengen door dalende temperatuur en de wind. Met de verandering van het ‘zee-landschap’ verandert alles. De mens met al zijn instrumenten en kennis begrijpt nog steeds weinig van de structuren van de zee, zoals de beesten die wel lijken te zien. Om daarvan te leren bestudeert Kees de zee fauna. Want als wij in de Noordzee eilanden en nog meer windparken willen aanleggen en aan zandwinning blijven doen kan dat heel veel invloed hebben op dieren die allemaal hun vaste plekken in die zee hebben. 

Omdat we vandaag zigzag varen hebben we dus soms heel veel vogels en soms niets. Alles wordt genoteerd en we eindigen de dag met 21 vellen vol aantallen, tijden, namen, gedragingen en afstanden. Maar onze dag werken aan boord zit er nog niet op na 11 uur tellen en nog een uur in het laboratorium om de pilot filtering te doen. Daarna moeten alle waarnemingen worden ingevoerd in de computer en een blog geschreven.

Vandaag zagen we 3665 vogels en zeezoogdieren verdeelt over 28 soorten waaronder een dwergvinvis (een walvis) en een Noorse stormvogel die een ballon aanzag voor een lekker kwal (foto).

Noorse stormvogel met ballon op de Noordzee, foto: Threes Anna

Leg 2 | Sept 12-17, 2019

12 september, door Threes Anna

Blog 1: Een week de Noordzee op met het NIOZ schip de Pelagia. De komende dagen zitten Kees Camphuysen (marien bioloog) en ik (als zijn assistent) op een kleine bankje op het allerbovenste dek van het schip. Op een model van het schip wijs ik met mijn vinger naar het bankje (zie foto). Kees doet al meer dan 40 jaar onderzoek naar de Noordzee. Ik ken het vooral van het strand. De Noordzee is aan het veranderen, dat weet iedereen, en als schrijver en kunstenaar raak ik steeds meer geïnteresseerd in wat er dan aan het veranderen is.

Plek van het observatiedek op het schaalmodel van de Pelagia.

De Pelagia is een onderzoeksschip, al zijn er op deze trip maar heel weinig mede-onderzoekers aan boord. We varen weg van Texel. Het is windkracht 4, kopjes op de golven. Tot zonsondergang gaan we kijken naar de zee en noteren alle beesten die we zien. We schrijven op wat ze doen, hoe ze dat doen en waar ze dat doen. Kijken op zee is lastig want het is een immens plat bewegend water oppervlak. Voor de ongeoefende kijker lijkt alles hetzelfde. Maar je moet je voorstellen dat de zee net zo gevarieerd is als het land, met bossen, weilanden, moerassen, heidenvelden en zandduinen.

Op de Pelagia wordt voortdurend de temperatuur, het zoutgehalte en de diepte gemeten. Wij verdelen onze observaties in blokjes van 5 minuten zodat we later kunnen uitrekenen wie wat waar is. Want elk beest heeft zijn eigen voorkeur. De een houdt van ondiep water, de ander van warm water of koud en de meeste beesten vinden we op de fronten (daar waar twee verschillende watermassa tegen elkaar aan schuren of stoten).

Buiten de vele dieren (daarover morgen meer) zien we om 14:50, terwijl de lucht strak blauw is, een meteoriet met een lange staart naar beneden storten. Een opwindende observatie zo midden op de dag.

Als we uren later verder van de kust komen wordt het qua dieren rustig op zee. Zo niet met platformen. Wanneer de zon ondergaat tellen we er twaalf. 

Elke dag observeren en noteren tot het donker wordt.

Leg 1 |  Sept 4 -11, 2019 

8 september 2019, by Jacco Kromkamp

On Wednesday 4 September around noon we set out on another leg for the North Sea Monitoring (NSM) program. The first station was at the Friesche Front. The weather was bad though, with waves 5-6 m high. During the late evening we reached the station and stayed there during the night. The large waves made sleeping rough for a lot of us. Despite the stormy conditions we managed to get two CTD casts in the next day which showed a perfectly mixed water column, no surprise there!, but the water was not as turbid as expected. Boxcoring, multicoring and zooplankton net tows were postponed till the next day as the conditions did not allow to work safely. Only the automated measurements of phytoplankton photosynthesis worked perfectly. All these measurements should give us insight into the functioning of the lower part of the foodweb.

Friday morning conditions were calmer and we managed to get a full program done in the morning. The zooplankton sampling was finished just before the wind and the waves picked up again. Boxcores were put in containers so that the nutrient release (or uptake) from bottom could be measured and oxygen sensors measured the “benthic metabolism”. After filtering 100L water (!) we could start the incubations late evening to measure the grazing rate of the micro- (ciliates, flagellates etc) and meso-zooplankton (copepods, larve of shellfish etc). So despite the difficult conditions we got a good day of work in. Fortunately, in the evening the weather improved and the next morning on Saturday the conditions were nice and we good prepare ourselves for a second day of sampling at a station on the "Oyster Grounds" approximately 135 km north north east of Frisian Island Terschelling.

Helena Klip and Jeroen van Dalen are filtering seawater to measure the grazing rate of the plankton. Photo: NIOZ

Leg 2 | May 18 -23, 2019

21 mei 2019, door Jip Vrooman en Zita Veugen  (Stichting De Noordzee) 

Onderzoek naar de Noordzeebodem

Vrijdagmiddag. We verlaten ons kantoor in Utrecht met onze rolkoffertjes aan de hand. Een flinke trein-, bus- en bootreis later wandelen we de kade van de Pelagia op. Machtig rijst de blauwe boeg van het schip voor ons op. Het onderzoeksschip van het NIOZ is rustig vanavond: ook hier bepaalt de vrijmibo het ritme. De crew en een aantal expeditieleden grijpen de nacht op Texel aan om de hort op te gaan. Nu we oog in oog staan met ons huis tijdens de expeditie zijn we alle vermoeidheid van een drukke week en een lange reis spontaan vergeten.

Behalve de crew en wijzelf zijn aan boord onderzoekers van het project DISCLOSE, de Rijksuniversiteit Groningen, TU Delft en Naturalis. Onderzoeksobject: de bodem van de Noordzee. We zullen meerdere locaties van de Bruine Bank bezoeken - een natuurgebied in de Noordzee tussen Nederland en Groot-Brittannië. Ook aan boord: vier verschillende soorten onderzoeksapparatuur. 

Als een vleermuis de bodem aftasten
Het eerste apparaat is een multifrequency multibeam: een apparaat dat tijdens het varen signalen naar de bodem stuurt. Wanneer de signalen terugkaatsen, vangt het apparaat ze weer op. Zo vormt het een grof beeld van hoe de bodem eruitziet. Dit werkt eigenlijk een beetje zoals de echolocatie van dolfijnen en vleermuizen. We kunnen hiermee dingen die boven de bodem uitsteken identificeren, zoals een wrak. Deze week zoeken we uit of we ook de zandkokerwormriffen met de multibeam kunnen vinden

Lange lijnen kiekjes schieten
Ten tweede gebruiken we een speciale onderwatercamera. Deze zet de crew vast in een groot metalen frame met lampjes. De camera laten we aan een stevige kabel tot vlak boven de bodem zakken. Daarna vaart het schip in een rechte lijn van 200 meter. Binnen kunnen we op beeldschermen precies zien wat er beneden gefilmd wordt. Een groot deel van de onderzoekers verzamelt zich rondom deze schermen. Het blijft spannend: verschijnen er riffen in beeld, vissen of andere dieren? Eenmaal weer aan wal worden deze filmpjes nauwkeurig onderzocht.

Monstertjes uit de bodem vissen
Daarnaast is er een zogenoemde boxcore aan boord. Weer een apparaat dat aan een stevige kabel richting de bodem zakt. Het neemt een soort hapje uit de bodem mee naar boven. Eenmaal aan dek staan verschillende onderzoekers klaar voor hun taak. Er wordt een 3D-scan van gemaakt, er wordt een zandmonster genomen en tot slot wordt de inhoud van de kern zorgvuldig gezeefd. Het zand en slib wordt weggespoeld, alles wat overblijft wordt opgeslagen voor nader onderzoek. Zo kunnen we precies bekijken wat er in de bodem zit.

Het DNA van de natuur
Tot slot werken we met een CTD (Conductivity, Temperature and Depth). Dit apparaat meet allerlei verschillende eigenschappen van het water: van zoutgehalte tot temperatuur en van hoeveelheid zuurstof tot hoeveelheid algen. Ook worden er met dit apparaat watermonsters genomen. We willen namelijk weten wat voor environmental DNA er in het water zit. Dit eDNA bestaat uit DNA-fragmentjes die in het water zweven. Uit dit eDNA kun je afleiden welke diersoorten er in de buurt zijn.

Op zee weet je het nooit. Soms heeft de apparatuur er geen zin in, of moet er een onverwacht probleem opgelost worden. Gelukkig is de NIOZ-crew erg betrokken en professioneel. Ze staan altijd voor je klaar om iets te repareren of aan te passen, en de kapitein vaart telkens precies naar de plek toe waar wij een monster willen nemen. We zijn pas twee dagen onderweg, maar kijken uit naar de rest van de week.

 

Leg 1 | May 8 -18, 2019

15 May 2019, by Jacco Kromkamp

Can the North Sea foodweb cope with the coming changes?

The North Sea is undergoing rapid change: it is warming and acidifying faster than the surrounding seas, the energy transition is causing a building frenzy as windmill farms are appearing at an astonishing rate, and fishing pressure remains high. The EU also stimulates the development of macroalgal farms at sea as possible alternative food source for the growing human population. Thus it not surprising that it is difficult to predict how the ecosystems in the North Sea will change and if they can continue to fulfil the useful ecosystem services (e.g. fisheries).

To answer these questions NIOZ initiated a new research program aimed at understanding the basic processes controlling the functioning of the foodweb in the North Sea and with its partners it hopes to understand the driving factors so that it can understand how the system will change and that the knowledge it generates can also be used for sustainable management of the North Sea. This cruise is the first of a series intended to obtain a better understanding of the foodweb and how and why it will change.

Phytoplankton fishing net, photo Jacco Kromkamp

The foodweb is fed by the primary production of the phytoplankton, i.e. microscopically small algae that uses the suns energy to fix CO2 and together with nutrients make new cells which are food for herbivores like shellfish, worms  and small animals in the water (zooplankton made up of e.g. copepods, krill). The latter is the preferred food source for small pelagic fish, which are then prey for larger fish and seabirds and sea mammals. But apart from the production of new algae by the phytoplankton, the type of phytoplankton determines the food quality. Larger phytoplankton, especially diatoms, are good food and stimulate fisheries.

 

Sea urchin larva, photo: Jacco Kromkamp

During the cruises new automated techniques will be tested to obtain phytoplankton production and composition at high resolution. These techniques are nearly ready to be employed on ships of opportunity, i.e. on commercial ships like ferries and container ships sailing the same route regularly. During this cruise, in which we cooperate with the Alfred Wegener Institute, Rijkswaterstaat and Wageningen Marine Research, we approach the foodweb from both ends: at the bottom we study phytoplankton composition and activity and on the other end more charismatic species as seabirds and sea mammals are studied. We already observed large spatial variation with very rich and productive areas and rather poor areas (marine deserts) and it is clear that many factors play a role in the foodweb: the efficiency at which newly produced organic matter by the phytoplankton is traveling through the foodweb, the interaction between the structure and depth of the bottom, the rather diverse current systems, the stability of the water column, the input by rivers and for the birds also the proximity of the food to their nesting grounds.

In the coming years we hope with interdisciplinary research teams to unravel how and why the North Sea is changing and this cruise was an excellent start to that endeavour.

Prinses Amalia Windmill park, photo: Jacco Kromkamp

Leg 1 | May 8 -18, 2019

13 May 2019, by Kees Camphuysen

What will affect wildlife in the “Serengeti” of the North Sea most: Brexit or climate change?

Global warming, with its difficult to forecast influence on ocean currents, and Brexit,  a political decision leading to a major reshuffle of marine fisheries within Europe, are both expected to have a profound effect on the well-being of seabirds, seals, whales and dolphins in the North Sea. These appealing marine animals, sometimes grouped as ‘charismatic megafauna’, face dramatic changes in food availability in the near future as a result. New research in the coming five years, conducted by the Royal Netherlands Institute of Sea Research (NIOZ) at Texel and co-workers from institutes around the North Sea, is meant to investigate the changes and to study the effects in one of the richest areas for seabirds and marine mammals. This first survey is conducted by Kees Camphuysen (Royal NIOZ) and Mardik Leopold (Wageningen Marine Research). Expedition leader is Jacco Krompkamp (Royal NIOZ).

Northern Gannets off the UK coast, Photo: Kees Camphuysen

This first expedition has a special emphasis to the southern half of a narrow frontal zone between deeper, salter, more oceanic waters of the Central North Sea and relatively fresh, shallow, more turbid water near the coast, running from near Aberdeen to Texel. These fronts attract exceptional concentrations of seabirds and cetaceans and are therefore nicknamed the ‘Serengeti of the North Sea’. 

The area is naturally very rich in fish and currently also attracts a variety of (human) fisheries from several European countries. The far ranging interactions between fishing industry and marine wildlife are an important aspect of the new studies. Negative (e.g. prey depletion) as well as positive effects (e.g. production of discards) of the fisheries on wildlife exist, but the interactions are considerably more complex and incompletely understood. In a world where climate change has been demonstrated to affect the distribution of zooplankton and prey fish with all sorts of effects on the predators depending on these resources, new political developments are now also expected to change the fishing intensity and the fishing gear used in the western half of the North Sea.

Harbour Porpoise, Photo: Kees Camphuysen

To document the impact of the changes in fisheries and environmental conditions on the abundance and distribution of the ‘megafauna’, the dependencies on fisheries and particular resources (notably zooplankton and prey-fish) will be investigated during this new project. The results will be compared with the outcomes of earlier studies, conducted by the same researchers in the 1980s and 1990s of the previous century. The emphasis on a very rich area in the North Sea is because the researchers wish to understand how fisheries and marine mammals compete, where they profit or suffer, and what kind of interactions between animal species are most important.

The wider implication of this study is a better understanding of the scale and impact of current changes in wildlife abundance and interspecific interactions in a rapidly changing world.

Role of individual predators in feeding frenzies

Further reading:

Camphuysen C.J. & A. Webb 1999. Multi-species feeding associations in North Sea seabirds: jointly exploiting a patchy environment. Ardea 87(2): 177-198.

Boyd I.J., Wanless S. and Camphuysen C.J. (eds) 2006. Top predators in Marine Ecosystems: monitoring change in upper trophic levels. Cambridge Univ. Press, Cambridge