15 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Om zo snel mogelijk de vogels te kunnen testen op hun persoonlijkheid, meten we ze ’s nachts al op. Zo kunnen ze gelijk overnachten in de tenten en wennen aan hun nieuwe omgeving. Omdat we nu al een aantal dagen hetzelfde doen, hebben we allemaal ons eigen plekje in de efficiënte routine tijdens het “verwerken” van de vogels. Ik loop heen en weer tussen de bovenverdieping van het hutje waar Job, Allert en Christine de vogels opmeten en bloed afnemen, en de benedenverdieping waar Anne echo’s maakt van de magen van de vogels. Met een vogel in de hand en mijn hoofdlamp breng ik Anne vogels, die ik na de echo weer in een kratje zet om naar hun verblijf te brengen. Het is bijzonder om te zien hoe zo’n klein vogeltje op de schoot van Anne ligt en hij met een echo een kijkje in de buik van de kanoet neemt. Voor mij ziet het scherm eruit als 1 grote zwart-witte vlek, maar Anne kan hier nauwkeurig uit bepalen hoe groot de maag van de kanoet is. Die maaggrootte is dan weer gerelateerd aan wat ze eten: voor schelpdieren te malen is een grotere maagspier nodig dan wanneer je vooral garnaaltjes eet. Na een aantal keer mee te hebben gekeken mag ik ook raden waar ik denk dat de maag begint en eindigt op het scherm, maar het blijft een lastige klus.
Na een korte nachtrust beginnen Christine en ik dan ’s middags met de persoonlijkheid testen. Twintig minuten lang mogen ze de arena verkennen en wachten Christine en ik doodstil in het duingras naast het huisje. We kunnen op onze telefoons, die zijn verbonden met de Go-Pros in de test-arena, de vogels live volgen. Af en toe komt Job of Allert ons eten brengen, lezen we een boek, of bespreken Allert en ik mijn statistische model. Tja, als het dan besproken moet worden, dan is een onbewoond eiland waar je in het gras zit en de vogels over je heen vliegen, wel een leukere setting dan op een kantoor.
In het boek waar ik net in ben begonnen: “Sapiens: een kleine geschiedenis van de mensheid” lees ik een interessante paragraaf. Vergeleken met dieren, worden onze mensen-baby’s extreem prematuur geboren, waardoor ze maandenlang hulpeloos zijn. Het is een offer die we hebben gemaakt sinds we rechtop zijn gaan lopen, en onze heupen smaller zijn geworden, waardoor we alleen baby’s waarvan de schedels niet volledig zijn volgroeid eruit kunnen persen. Vannacht hebben we ook een juveniele kanoet gevangen. Waar ik eerder zei dat mijn oog soms nog niet getraind genoeg is voor subtiele verschillen tussen vogels, herkende ik deze meteen toen Job hem enthousiast voor mijn neus hield en ik meteen zei: “Een juveniel!”. Een prachtig gaaf verenkleed met duidelijke “schubben”, die grijzer en egaler oogt dan de volwassenen. Hij of zij is waarschijnlijk een maand geleden uit het ei gekropen ergens op Groenland of Oost-Canada, en heeft er nu al met zijn lichaamsgewicht van zo’n 100 gram, een reis van meer dan 3000 km op zitten. Fascinerend vind ik dit in het dierenrijk. Er is geen tijd om veilig op te groeien bij je ouders, je moet overleven.
Tijd voor ons om te rusten is er ook niet, de laatste vang-avond zit er aan te komen. We checken ieder uur het weer, want het hangt erom. De wind lijkt wat te hoog om te vangen, maar dit kan zomaar veranderen. Om half 12 ’s avonds is het nog aan het regenen, en Christine noemt Allert en mij “gekken”, als ze ziet dat we nog mijn statistische model aan het bespreken zijn. Ik kan me ook wel leukere manier bedenken om mezelf wakker te houden (en Allert ook denk ik), maar het is ook fijn als dit gedaan is! Als de regenbui voorbij is en de wind is gedaald lijkt het er dan toch op dat onze laatste vang-avond doorgaat. Job en Anne gaan de netten openzetten en Allert adviseert mij en Christine om alvast te gaan slapen. Wij moeten morgenochtend weer vroeg beginnen met de testen, en ze zullen ons wekken als we de netten moeten gaan controleren vannacht.
Als ik ’s ochtends om 8 uur door mijn wekker wordt gewekt concludeer ik dat het geen succesvolle vang-avond geweest is, en ze het waarschijnlijk toch hadden afgeblazen. Dit betekent ook dat Christine en ik vandaag mee naar huis zullen gaan. Er zijn geen vogels meer om te testen, en door het steeds feller wordende maanlicht kunnen we ook niet meer vangen deze week. Om 14.00 uur worden we met z’n allen opgehaald met een bootje. Voor die tijd hebben we onze spullen opgeruimd en opgeborgen voor de volgende keer. Met ons rubberbootje volgeladen met onze spullen, varen we naar de Stern, die ons naar het NIOZ zal brengen. Het is een wilde rit, er is code geel afgegeven voor de Waddenzee en er zijn windstoten van meer dan 100 km/u. De golven klotsen hoog over de hele boot heen en we slingeren ruw heen en weer. Het duurt dan ook niet lang voordat Christine en ik zeeziek worden. Na ongeveer 4 uur, en Anne te hebben afgezet op Harlingen, zien we dan ons vertrouwde eilandje terug: Texel. Langs de kust van Texel varen we beschut naar beneden naar de NIOZ Haven. Hoe snel de zeeziekte opkomt, zo snel zakt het ook vaak weer, en zodra de golven eruit zijn, kan ik weer genieten van de tocht. Op de achtergrond draait schipper Wim-Jan “No Rain” van Blind Lemon, en het einde van de week is in zicht. Er hangt een gemoedelijke sfeer, en ondanks dat ik zachtjes mee zing met de tekst: “All I can say is that my life is pretty plain”, kan ik me daar met deze baan totaal niet in vinden :).
14 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Om 10 uur ‘s ochtends staan Job, Allert, Christine en ik alweer beneden naast de hut met onze telescopen en allen een notebook en potlood in onze broekzakken. Het is tijd voor de maandelijkse hoogwater vogeltellingen op Griend. Job legt ons uit dat we zo’n uur voor hoogwater zullen beginnen met tellen op de oostkant van het eiland, en zo via de noordkant naar het westen en nog een punt in het zuiden meepakken. We banen ons een weg door het duingras, wat bezaaid is met lijken van meeuwenjongen. Af en toe stap ik er bijna op, als ze verstopt in het duingras liggen. Het is confronterend om te zien hoeveel karkassen er liggen op zo’n eiland waar niemand de natuur “opruimt”. Het doet me denken aan wat ik heb gehoord over de Mount Everest, die naar het schijnt ook vol mensenlichamen ligt die net als de meeuwenjongen, de brute kracht van de natuur hebben ervaren.
We gaan al een aantal uur voor hoogwater naar ons startpunt zodat we nog niks verstoren. Hoe lager het water, hoe verder de vogels van de kant zullen zitten en hoe meer ruimte ze hebben om te bewegen. Wanneer het zeewater begint binnen te stromen over de wadplaten zien we hoe alle vogels bij elkaar worden gedrukt. Tientallen soorten met ieder hun eigen specifieke habitat. De eidereenden en bergeenden dobberen op het water, de aalscholvers zitten in een groep langs de kant met hun uitgespreide vleugels, en de lepelaars vertrekken naar een klein binnenmeertje op het eiland. De steltlopers hebben ook ieder hun eigen plekje in de waterlijn: de relatief grote wulpen staan diep in het water, de grutto’s ervoor met af en toe een groepje kanoeten, en de bonte- en drieteenstrandlopers lopen het dichtst bij de kant. Dit is ook terug te zien aan hun snavellengte, de vogels met langere snavels kunnen dieper in het water staan dan die met kortere snavels. Verder zitten er ook nog leuke bijzonderheden tussen: kleine strandlopers, krombekstrandlopers, en grauwe franjepoten! Job schreeuwde: “Jeetje, geluksvogels!!” naar mij en Christine toen ik hem de avond ervoor een video liet zien van de twee franjepoten.
Ik verbaas me iedere keer weer over hoe snel het water binnenstroomt. De vogels beginnen onrustig te worden, je ziet ze met hun vleugels schudden, en er hangt een gespannen sfeer in de lucht. Af en toe vertrekt er al een groepje. Zij gaan waarschijnlijk naar Richel, een dichtbijgelegen zandplaat en een drukbezochte hoogwatervluchtplaats voor vogels. Als je de veerboot naar Vlieland neemt, vaar je er praktisch langs en kun je naast vogels ook grote groepen zeehonden spotten. De vertrekkende vogels zijn een waar spektakel om te zien. Met duizenden tegelijk vliegen ze weg, en over de hele Waddenzee, zover als we kunnen kijken, vliegen er groepen vogels over het water richting Richel. Met onze klikkers in de hand pakken we ieder een vogelsoort en beginnen we met tellen. Onder andere 8100 scholeksters, 9130 kokmeeuwen, 1255 eidereenden, 145 lepelaars, en zelfs 1 buizerd die op slechts 1 meter afstand van ons opschrok toen we door het duingras liepen.
Groepen vogels razen voorbij, ik weet niet waar ik moet kijken. En dan ineens, gaat er een klein groepje rosse grutto’s al luid roepend hoger de lucht in, alsof ze constant willen laten weten aan de rest dat ze er nog zijn. Allert en Job worden razend enthousiast, en ook ik krijg kippenvel als ik deze vogels zo hoog de lucht in zie gaan. “We’re witnessing migration!” roept Allert boven het luid geroep van de grutto’s uit. Ze zijn waarschijnlijk hun reis gestart van meer dan 4000 km die zij onafgebroken zullen afleggen totdat ze veilig het wad van West-Afrika hebben bereikt om daar de winter door te brengen. We zullen ze niet meer terugzien tot de volgende lente, wanneer zij weer een belangrijke stop zullen maken in de Waddenzee.
Allert kent het gedrag van steltlopers als geen ander en het lijkt alsof hij voor ieder afwijkend gedrag wat ik zie, een hypothese heeft wat er gebeurt. Prachtig vind ik dit, om echt in de huid van die vogels te kruipen en te speculeren over wat ze nu doen. Alhoewel ik merk bij mezelf, dat deze denkwijze ook wordt gestimuleerd door de aanname dat ieder soort gedrag verklaarbaar moet zijn, alles moet een reden hebben en een functie. Zouden deze grutto’s zijn vertrokken omdat er niet genoeg voedsel meer was, of omdat het weer te slecht was voor hen, of simpelweg omdat ze daar zin in hadden, net zoals wij wel eens zin hebben om een rondje te fietsen? We zullen het niet weten. Na de succesvolle vogeltelling testen Christine en ik de gevangen kanoeten die middag op hun persoonlijkheid. Met kleurringen om hun poten en een zendertje op hun rug laat ik ze weer vrij op het strand van Griend. Via de website: www.nioz.nl/watlas kunnen we ze direct live volgen!
Als we terugkeren naar het huisje rusten we even uit voordat we weer een lange nacht vangen voor de boeg hebben. Ondanks dat ik het jongste lichaam heb van onze groep merk ik dat deze lange dagen en nachten ook mij beginnen te slopen. Verstand op nul, waadpakken aan, en af en toe dutjes doen in de duinen tussen het controleren van de netten door. Terwijl ik met slaperige ogen iets probeer te zien wanneer we in het pikkedonker door het water lopen, merk ik dat mijn waadpak begint te lekken. Als we dan 10 kanoeten en wat rosse grutto’s hebben gevangen en ik omringd ben door zeevonk: een lichtgevende alg die iedere stap die ik door het water zet verlicht met tientallen glitterende blauwe lichtjes, vergeet ik helemaal dat het al half 4 ’s nachts is en hoe absurd en bijzonder het is dat ik met een krat vol vogels en een lekkend waadpak in de Waddenzee sta.
13 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
De vuile ontbijtborden staan nog op het aanrecht als de kanoeten veertjes al door de kamer dwarrelen. De zeven kanoeten zien er gezond en fit uit, ze maken zachte geluidjes, een beetje als mini-kipjes. De ring- en meetspullen worden weer op de tafel gelegd waar we zojuist hebben ontbeten. Na het opmeten mogen ze verblijven in lage tentjes die Christine en ik de dagen ervoor hebben opgezet. Hierin kunnen ze badderen, rondlopen, drinken, en zoveel verse meelwormen eten als ze willen! Zodra we ze in de tent zetten, rennen ze met z’n allen naar de waterbak toe. Gelijk even die vieze mensensporen van zich afwassen. Zou ik ook doen, als een stel ecologen die een week niet douchen me zouden aanraken. Het ziet er komisch uit, sommige doen een soort waterdansje waarbij ze hun achterwerk snel en ritmisch in het water dippen, anderen zijn volop bezig met hun vleugels schoon te maken. Ze hebben geen oog meer voor die gekke ecologen die hun huis binnen gluren door de spleten van de tentopening. We laten ze met rust, morgen is hun grote dag en zullen we testen wat voor persoonlijkheid ze hebben.
De wind waait hard over het kleine eiland heen en het blijft lang hoogwater. De steltlopers hier aan de kust leven compleet met het getijde mee. Is het hoogwater, rusten zij uit op een zogenoemde hoogwatervlucht plaats, als het water zich terugtrekt volgen zij gelijk de waterlijn om zoveel mogelijk verse bodemdiertjes te eten en dit blijven ze doen totdat het weer hoogwater is. Het maakt hen niet uit of het dag of nacht is, als er gegeten kan worden, dan doen ze dat. Als ze tijdens laagwater al genoeg hebben gegeten zie je ze soms in groepjes bij elkaar even uitrusten met hun snavel in hun verenkleed.
De Waddenzee is een dynamisch ecosysteem waarbij veel organismen leven op de rand van water en land. Dit maakt het ook een kwetsbaar systeem. De wadplaten zijn vaak relatief vlak en een stijging van een paar centimeter in de zeespiegel kan al betekenen dat een gebied compleet onder water komt te staan, zelfs tijdens laagwater. Die effecten zullen we dan weer terugvinden in allerlei lagen van het dierenrijk, van de minuscule kleine bodemdiertjes, tot aan garnaaltjes en schelpdieren, tot aan de wadvogels.
Dat brengt me weer bij mijn geliefde bontjes, waarvoor ik wederom het wad op ga om ze beter te kunnen begrijpen. Samen met Christine lopen we tussen de wadvogels door en houden we goed afstand. We hebben tenslotte onze telescopen bij ons met 60 keer vergroting. Gelukkig zijn bontjes niet lastig te vinden op het wad en hebben we al gauw een mooie groep gevonden. Hun snaveltjes bewegen zich weer razendsnel over het wad heen met allemaal verschillende strategieën. Ik heb het idee dat hoe meer ik ze observeer, hoe meer vragen ik heb over hun dieet. Als de groep zich verplaatst sta ik alweer in de aanslag met een klein schelpje in m’n ene hand en een plastic buisje in de andere om poepjes te verzamelen. Christine leidt me van poepje naar poepje en samen graven we stukjes zand weg om te kijken wat er allemaal in leeft. Waar ik poep meestal erg vies vindt, heb ik dat bij deze vogeltjes niet zo. Zeker niet vergeleken met de grote zeehonden drollen die ik in juli heb verzameld voor Wageningen Marine Research. Met m’n hoofd gefocust op het wad vergeet ik even de rest van de omgeving tot Christine zegt dat ik eens om me heen moet kijken. Ik ben omringd door bontjes, ze staan slechts op 10 meter afstand. Christine en ik bewegen ons heel langzaam weer terug naar het eiland zonder teveel te verstoren en worden daar nog even verrast door een aantal jonge meeuwen die zich hadden verstopt in het duingras.
Als we terug komen bij de hut is het al 9 uur ’s avonds en staat er een warme maaltijd op ons te wachten. Een “celebratory meal” noemt Allert het. Als er wordt geroepen dat we nog zeker niks te vieren hebben met het totaal aantal gevangen kanoeten op 7, stel ik voor dat we kunnen vieren dat ik de eerste zestig poepjes van mijn bontjes-studie heb verzameld. Waar ik thuis absoluut nooit over onderwerpen zoals dieren of poep mocht praten tijdens het avondeten (vooral van Laura, mijn zus, niet), is dit vanavond hét onderwerp. Allert vindt een onderzoek wat in de jaren 80 in Engeland is gedaan naar het dieet van bonte strandlopers. In die tijd mochten wetenschappers hun studie-soorten nog neerschieten in de naam van de wetenschap. Alhoewel de studie interessante resultaten opleverde, kan ik me niet voorstellen dat ik dat ooit over mijn hart zou kunnen krijgen. We hangen met z’n allen aan Allert’s lippen als hij dit wetenschappelijk stuk voorleest. Om de paar zinnen slaakt één van ons een: “echt waar?” of kijken we elkaar verbaasd aan. De studie laat blijken dat bontjes zo ongeveer alles wat ze tegenkomen wel eten: wormen, schelpdieren, slakken, biofilm, garnalen, noem het maar op. Het dieet kan wel sterk van plaats tot plaats wisselen, zoals we bijvoorbeeld hebben gezien bij kanoeten. Ik ben dus benieuwd of ze hier in de Waddenzee hetzelfde dieet hebben als in de jaren 80 in Engeland is gevonden. Omdat we niet kunnen vangen door de sterke wind, moeten we het deze avond doen met de wetenschappelijke artikelen die Allert aan ons voorlas als “bedtime-stories”.
12 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Nadat we pas om half 4 ’s nachts klaar waren, konden we gelukkig een klein beetje uitslapen. Toen ik wakker werd, was Christine al gaan kijken bij de kanoet die we de avond ervoor hadden gevangen. Ze is erg begaan met het welzijn van de dieren en dat raakt me. Onlangs heb ik een boek gelezen van bioloog en psycholoog Frans de Waal die gespecialiseerd is in primatenonderzoek (mensapen). In dit boek: “Mama’s laatste omhelzing” beschrijft hij de gelijkenissen tussen emoties bij mensen en dieren. Het is een verzameling aan verschillende studies die bewijs leveren voor het feit dat veel dieren (niet alleen zoogdieren, maar ook vogels, vissen) niet veel verschillen van ons qua emoties. Ze kunnen o.a. vrolijk, optimistisch, jaloers of verdrietig zijn.
Dit laatste wil Christine koste wat het kost voorkomen. Schoon water, genoeg vers voedsel, en zo snel mogelijk weer terug in het wild is de manier waarop we te werk gaan en hoe Allert, Job en Anne dit ook al jaren doen. Zodra je met dieren uit het wild gaat werken, moet je altijd goed blijven nadenken over het effect wat jij kan hebben op 1 individu. Als wetenschapper wil je natuurlijk het liefst zoveel mogelijk data verzamelen, en in ons geval zoveel mogelijk vogels vangen, maar dit mag niet ten koste gaan van het welzijn van een dier.
We hebben de kanoet 1 dag in gevangenschap gehouden om een “persoonlijkheidstest” af te nemen. Christine en ik hebben dit keer de leiding over deze testen en dragen de verantwoordelijkheid over de kanoeten die we vangen. Tot nu toe is dit er dus nog maar 1 en kunnen we langzaam wennen aan alles wat hierbij komt kijken. Allert helpt ons het protocol door, samen volgen we nauw de live-beelden van de kanoet die in onze arena de boel aan het verkennen is. Na zijn test, rusten we de kanoet uit met een zendertje, die ik mag aanbrengen van Allert.
Vorig jaar heb ik een half jaar stage gelopen bij Allert en zo ben ik deze baan binnengerold. Binnengerold is misschien wat makkelijk gezegd: de wetenschapswereld kan hard zijn en ik ben ontzettend blij dat Allert z’n nek heeft uitgestoken om mij aan te nemen. De samenwerking is altijd erg prettig geweest en dat blijkt ook weer wanneer hij me geduldig begeleid met het aanbrengen van de zender. Het is een nauwkeurig werkje, een echte kunst noem ik het, want de kanoet moet er zo min mogelijk last van hebben. Wat voor effect de zender heeft op de kanoet is al eerder in gevangenschap en in het wild getest en daarbij bleken er weinig negatieve effecten te zijn. Het zenderen ging weer iets langzamer dan wanneer Allert, Job, of Anne dit deden, maar ik ben in de leer dus het wordt me vergeven.
Vervolgens mag Christine haar geliefde vogel, die ze Charlotte heeft genoemd, vrijlaten op het strand en met ons zendersysteem kunnen we direct zijn dat zij (of hij) groepsgenoten heeft gevonden en weer rustig foerageert op het wad. ’s Avonds stond ons weer een lange vangnacht te wachten met hopelijk toch wat meer kanoeten. Omdat er zo weinig lichtvervuiling is op Griend, is het prachtig om de sterren en de melkweg te zien. De voorspelde meteoriet regen was dan ook goed te zien toen we weer met z’n allen in onze waadpakken tussen het duingras lagen. De zee die zachtjes stroomt op de achtergrond en een licht briesje op je gezicht, maakt het lastig om wakker te blijven na een aantal lange vangnachten. Wanneer ik af en toe een kort gesnurk naast me hoor merk ik dat ik gelukkig niet de enige ben die er moeite mee heeft. Ik doezel langzaam weg en Christine maakt me wakker, na wat voor mij voelde als 1 minuut, maar waarschijnlijk minstens een uur later was, want het is weer tijd om de netten te checken. Zeven kanoeten en 4 rosse grutto’s! De aantallen zijn nog laag maar wie weet wat de rest van de week nog in petto heeft voor ons.
11 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Na een goede nachtrust begint de dag met prachtig weer. Omdat er gisterenavond geen kanoeten zijn gevangen, kunnen we vandaag op ons gemak door met het opbouwen van onze experimenten arena. Dit is een soort tent van plastic en metaal waarin we testen hoe exploratief kanoeten zijn. Er staan vier gelijke bakken met zand in een laag zout water die te diep is voor de kanoet om in te staan. Met een camera van boven meten wij 20 minuten lang hoeveel en hoe snel een kanoet zich rond beweegt over het zand. Sommige dieren bewegen vol op en zijn daarom exploratief, anderen blijven precies zitten waar wij ze hebben neergezet. Aan de hand van deze informatie kunnen wij weer andere vragen beantwoorden over hoe hun sociale structuren in elkaar zitten. Deze verschillen zien we ook terug in het veld, waarbij er gedacht wordt dat exploratieve kanoeten zelfs een ander dieet hebben dan niet exploratieve kanoeten.
Zo is er in de natuur plek voor iedereen. Zelfs voor ons als mensen, alleen niet op de manier hoe we het nu doen. Wij brengen ecosystemen uit balans door te veel te nemen van de natuur, er weinig goeds terug in te stoppen en te veel te verstoren. Hoe makkelijk dat verstoren gaat, realiseer ik mij altijd als ik op het wad loop tussen de vogels. Duizenden vogels die tegelijkertijd eten aan het zoeken zijn (foerageren) en waar ik dan graag tussen wil lopen om ze beter te begrijpen. Maar dit moet je voorzichtig aanpakken: loop je te snel naar een groep toe, dan heb je kans dat alle vogels opvliegen. Daarom is het een kunst om de grens op te zoeken hoe dichtbij je kan komen en tot waar ze je nog geen bedreiging vinden, en dan langzaam naar jou toe durven te komen. Vooral geen onverwachte bewegingen maken.
Job, Allert, Christine en ik hebben een doel deze middag: om de bonte strandlopers te observeren en poep te verzamelen. We lopen met onze telescopen het wad over en observeren wat er rond ons zit. Groepen scholeksters, kanoeten, rosse grutto’s, meeuwen, drieteenstrandlopers, af en toe een lepelaar die overvliegt, en dan ook daar waar we op hoopten: een mooie groep bontjes, zoals wij de bonte strandlopers noemen. De bonte strandloper is de meest voorkomende steltloper van de Waddenzee, waar ze met honderdduizenden tegelijk overwinteren. Ze foerageren razendsnel, iedere seconde gaat dat snaveltje het zand in. Hebben ze iets gevangen of zijn ze alleen maar aan het zoeken?
Waarom ik zo geïnteresseerd ben in de bonte strandloper heeft te maken met een onderzoeksvoorstel dat ik heb geschreven. Ik zou graag willen promoveren en onderzoek doen naar het effect van zeespiegelstijging op de Wadden vogels. Hiervoor wil ik de vijf meest voorkomende vogelsoorten in de Waddenzee gaan volgen met ons zendersysteem om zo belangrijke voedselplekken te identificeren en hoe o.a. hun voedselplekken en rustplekken zullen worden beïnvloed door de zeespiegelstijging. Over de kanoet, rosse grutto’s, scholeksters, en wulpen weten we al relatief veel. Maar over die vijfde soort: de bontjes, weten we vrij weinig ondanks dat hij in zulke grote aantal voorkomt. Daarom doe ik hier op Griend al wat voorwerk, voor het geval ik de onderzoeksbeurs krijg om te mogen promoveren.
Het blijkt lastig, we zien vrij weinig van wat er nou in dat kleine snaveltje gaat en zien ook veel verschillend gedrag. De ene eet uit een openstaande schelp, de andere zit diep in het zand naar iets te graven, en nog een ander hupt snel rond waarbij hij bij iedere stap eventjes zijn snavel over het zandoppervlakte laat gaan. Dan maar hopen dat we iets uit de poep kunnen analyseren. Zodra de bontjes een stuk zijn opgeschoven kan ik doorlopen naar de plek waar ze enkele minuten voorheen nog aan het foerageren waren. Met z’n vieren speuren we zo het wad af, en neem ik ieder poepje mee. Als ze op vergelijkbare snelheid poepen als de Alaskastrandloper waar ik twee jaar geleden onderzoek naar deed in Canada, is dit gemiddeld één keer per anderhalve minuut. Ons composttoilet zou snel overlopen als wij mensen dat ook zo zouden doen.
Met onze blik op het wad gericht zien we van alles voorbijkomen, grote schelpdieren, garnalen, vlo kreeftjes, krabben, wadpieren, zeeduizendpootjes: een rijkelijk buffet voor de vogels. Allert en ik hebben interessante gesprekken waarin we speculeren over wat ze nou zouden eten. Hij heeft ontzettend veel kennis over het wadden ecosysteem die ik allemaal probeer te absorberen. En als ik dan af en toe m’n blik weer omhoog werp zie ik al die duizenden vogels nog steeds foerageren. Niets in zicht, behalve het wad, wat zeilboten in de verte, en de vogels. Eventjes waan ik me helemaal in hun wereld; ik kom er slechts een kijkje nemen. Hoe interessant ik alle vogels en bodemdiertjes om me heen vindt, zo oninteressant vinden zij mij.
Na een succesvolle poep-verzamelactie maken wij ons ’s avonds klaar om te vangen. Vol goede hoop wachten we geduldig af tussen het duingras in het pikkedonker. Tijdens de eerste ronde zit er dan weliswaar 1 kanoet in onze netten. Later vangen we nog wat rosse grutto’s, zilverplevieren, een groenpootruiter, een heleboel drieteenstrandlopers, en ook mijn geliefde bontjes. Bijzonder om al deze vogels van zo dichtbij te kunnen bekijken. We nemen de vogels die we willen ringen mee naar de hut en gaan daar ’s nachts verder. Allert stelt voor dat ik de bontjes mag opmeten en ringen, en Job stemt daarmee in. Ze zijn ontzettend klein, en ik ben nog lang niet zo behendig als Job, die een vogel binnen enkele minuten van top tot teen heeft gemeten en ieder veertje zowat heeft gezien. De snavel, het hoofdje, de pootjes, de vleugels, alles mag ik opmeten, en als kers op de taart een klein zilver ringetje om zijn pootje aanbrengen. Terwijl we de kratjes met de geringde vogels op het strand zetten, en ze al snel weer diep in de nacht verdwijnen, hoop ik nog veel vaker deze bijzondere ontmoetingen te kunnen hebben.
10 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Boven in de hut slapen we met zijn vijven, erg knus. In andere beroepen zou het een rare gedachte zijn om met je collega’s twee weken in dezelfde ruimte te slapen waarbij weinig gedoucht kan worden, maar voor biologen en ecologen is dit business as usual. Het weer is prachtig, de hut heeft een 360 graden uitzicht over het hele eiland. Tijdens mijn ontbijt zweeft een juveniele (jonge) bruine kiekendief elegant het hele eiland over op zoek naar zijn volgende maaltijd. Met zijn slanke postuur, zijn zwarte vogelpunten, en zijn vleugels in een V-Vorm vind ik dit een van de mooiste roofvogels van Nederland. Ik noem hem een “hij” maar eigenlijk heb ik geen idee hoe je juveniele mannen en vrouwen kiekendieven kan onderscheiden. Dit zou ik toch eens aan Job moeten vragen, op wie ik al een storm aan vragen heb afgevuurd de afgelopen dagen.
Job werkt al jaren in het vogelonderzoek voor NIOZ en weet alles, maar dan ook werkelijk alles, over vogels. Iedere vraag die ik hem tot nu toe heb gesteld, is beantwoord en hij kan als geen ander verschillen in het veld eruit pikken. Waar ik twee dezelfde vogels zie lopen op een paar honderd meter afstand door onze telescopen, zegt hij binnen een paar seconde: “die linker is een tweede-kalenderjaar”. Dit betekent dat het een jong van vorig jaar is. Ik luister vol verbazing naar al zijn kennis en zijn geduldige uitleg. Het verenkleed ziet er net wat gaver uit bij de een dan bij de ander: het zijn subtiele verschillen waar mijn “beginners” oog nog niet getraind genoeg voor is.
Dat Job dan ook altijd meegaat om vogels te vangen op Griend is vanzelfsprekend. Samen met Anne, een echte Fries die al 25 jaar met vogels werkt voor het NIOZ, zijn zij twee onmisbare schakels in dit team van wetenschappers. In de wetenschap zie je vaak dat werknemers tijdelijke contracten krijgen en veel moeten wisselen van baan en dus ook van locatie. Maar hoe waardevol het is om jarenlange ervaring en kennis te hebben van een bepaald ecosysteem, zoals de Waddenzee, blijkt wel weer als ik vol verwondering de verhalen van Job en Anne aanhoor. Ondanks dat er op papier een hiërarchie is van onze functies en het onderzoek wordt geleid door Allert, heerst deze sfeer er helemaal niet op het eiland. Het zijn dan ook Job en Anne die volledig bepalen waar wij onze netten neerzetten voor het vangen, en wanneer we ze open en dicht zetten.
Aan de andere kant is er ook ruimte voor mij om kritische vragen naar hun te stellen, over bijvoorbeeld de positie van de netten. “Ja Evy, wij doen maar wat, en niemand vraagt er ooit naar en nu kom jij hier de boel verstoren”, riep Anne tegen mij met zijn Friese accent en een lach op z’n gezicht. Maar ik weet dondersgoed dat deze twee mannen een weloverwogen keuze hebben gemaakt gebaseerd op jarenlange ervaring, wat een aantal seconde later ook bleek. Dat vind ik zo mooi aan mijn baan en deze groep van collega’s, dat ik zo enorm veel van ze kan leren, en vooral hier in het veld. Genoeg tijd om hierop te reflecteren hadden we ’s avonds, toen we ons weer uren stil moesten houden in de duinen. Het vangen van kanoeten kan alleen gebeuren op specifieke tijden: het moet pikkedonker zijn, wat betekent dat het alleen kan als de nieuwe maan er is, het moet inkomend getijde zijn, waardoor de vogels richting de kust worden geduwd als het ware, omdat zij het liefst maar in een heel klein laagje water staan, en het moet windstil en droog zijn. Zo’n nacht was het vanavond. De voorspellingen waren goed, maar helaas werd er weinig gevangen. Een drieteenstrandloper en een Rosse Grutto.
De drieteen mocht ik vrijlaten en dat is toch altijd weer een bijzondere ervaring om zo’n klein beestje in je handen te hebben. Als je wel eens op het strand komt, heb je ze vast wel eens gezien, heel kleine wit met grijze vogeltjes die de waterlijn volgen en razendsnel langs de kust rennen. Even bouw je een kleine connectie op met zo’n diertje, en vraag je je af of hij of zij bang is op zo’n moment, of dat ze aanvoelen dat het wel goed komt. Dit individu had al kleurringen om, wat betekent dat hij of zij al eerder is gevangen door vogelonderzoekers. Ik vraag me af of hij zich dit nog kan herinneren. Na het aflezen van de kleurringen was het mijn taak om ze weer veilig vrij te laten, zodat ze terug kunnen keren naar hun soortgenoten. Met het vogeltje op mijn open handpalm sta ik in het duingras. Ik kijk naar boven en probeer hem te volgen wanneer hij opstijgt zodat ik zeker weet dat hij goed wegvliegt. Al snel vervaagt zijn silhouet in de hemel vol met sterren. Ik blijf nog even staan in het pikkedonker om naar de vallende sterren te kijken en de Melkweg. Voor mij is dit ultiem geluk: twee weken lang privéles krijgen in het veld, van de beste vogelonderzoekers op de meest bijzondere vogelplek van Nederland.
9 Augustus 2021
Door Evy Gobbens
Daar staan we dan om kwart voor zeven ‘s ochtends op de NIOZ haven. Net wakker, en dan volop jerrycans met water en kratten vol eten sjouwen. Om acht uur zijn we dan echt los, met de RV Stern op naar Griend. Griend: het eiland van de vogels, een onbewoond eilandje midden in de Nederlandse Waddenzee. Het eiland waar NIOZ (het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek) al meer dan 40 jaar onderzoek doet naar onder andere wadvogels. Twee weken lang zullen wij ons hier wanen in wat voor mij voelt als de wildste plek van Nederland, waar we dan ook twee weken lang niemand anders tegen zullen komen dan ons eigen clubje. Het eiland wordt beheerd door Natuurmonumenten, die er een forse hut op heeft gebouwd, voorzien van alle gemakken: een toilet, een douche, een keuken, een bank, een tafel met stoelen, twee stapelbedden, en bovenal veel ruimte voor onze veldwerkspullen. Dat het toilet dan een composttoilet is die we zelf moeten legen, en er uit de kraan alleen beperkt regenwater komt uit een ton waar af en toe een dode muis in ligt, maakt ons dan ook niets uit.
De aankomende week zullen wij ons best doen om zoveel mogelijk kanoeten te vangen. Een veelvoorkomende vogelsoort in de Waddenzee, maar met zijn 7 verschillende ondersoorten eigenlijk over de gehele wereld. In de zomer goed te herkennen aan zijn prachtige rood-oranje borst, waar hij zijn Engelse naam ook aan heeft te danken: the red knot. Tienduizenden kanoeten gebruiken de Waddenzee ieder jaar om hier te rusten tijdens hun lange migratietocht van en naar hun broedgebied in Siberië en hun overwintergebied in West-Afrika (de canutus ondersoort), en anderen om hier de gehele winter te blijven van augustus tot april (de islandica ondersoort). Je kunt ze hier dan ook vinden op het wad in groepen van duizenden bij elkaar. Prachtige wolken vormen zich iedere avond in de lucht met kanoeten die ritmisch op elkaar afgestemd op en neer en heen en weer vliegen. Waarom ze dat precies doen blijft op die momenten vaak speculeren: zijn ze opgeschrikt door een slechtvalk, zoeken ze simpelweg een goed plekje om voedsel te vinden, of is het tijd om naar hun rustplaats te vliegen?
Wat zo ontzettend mooi, maar ook frustrerend aan de natuur is, is dat ze zo complex is dat je je leven kan wijden aan één bepaalde diersoort en je nog je graf in zal gaan met onbeantwoorde vragen. Dat we nog steeds de kanoet na 40 jaar onderzoek niet helemaal begrijpen is de rode leidraad van de dag. Dr. Allert Bijleveld is gepromoveerd op sociale netwerken van kanoeten en dat is ook de reden dat wij hier nu zijn op Griend. Een aantal jaar geleden is er een uniek zendersysteem opgezet in de Waddenzee, waarmee we de vogels heel accuraat kunnen volgen. Iedere 3 seconde zendt het zendertje waar we de vogel mee uitrusten een signaal uit naar ons, waardoor wij precies kunnen volgen wat dat individu doet. Hiermee kunnen we vragen beantwoorden over sociale structuren van zo’n groep kanoeten, over hoe individuen van elkaar verschillen qua hoe actief ze zijn, maar ook bijvoorbeeld welke weersomstandigheden zij kiezen voor langeafstandsvluchten.
Ons doel van deze week is daarom om te proberen zoveel mogelijk kanoeten te vangen en te zenderen. Onze aankomstdag was helaas wat regenachtig, waardoor we de eerste avond vangen hebben afgeblazen. Na een aantal keer op en neer lopen van het huisje naar het strand om kruiwagens vol spullen te sjouwen, gaan we na ons eerste avondmaal naar bed, en hopen we op wat beter weer.